De land- en tuinbouw in het deltagebied voor bollenteelt geschikte gronden met een aan gepaste waterhuishouding. Vervolgens kan worden uitgegaan van een ver dubbeling van het fruitareaal tot 16.000 ha. Tenslotte zal ook de tuinbouw in de volle grond, inbegrepen de teelt van kleinfruit, zoals bessen en aardbeien, zich uitbreiden en wel vermoedelijk omstreeks het jaar 2000 tot 10.000 a 15.000 ha. Alles bijeen genomen zal derhalve omstreeks 50.000 ha tuinbouw een goede zoetwatervoorzie ning moeten hebben. Gezien de ontwikkelingstendensen van aanpassing en omschakeling van bestaande bedrijven op in tensieve tuinbouw zal uiteraard geen sprake kun nen zijn van een aaneengesloten complex tuinbouw van 50.000 ha. Mede afhankelijk van de planolo gische aspecten, infrastructuur, grondsoort, cen trumvorming en dergelijke factoren zal deze tuin bouw zich binnen de ruimte van een dubbele op pervlakte ontwikkelen, zodat voor een oppervlakte van tenminste 100.000 ha een adequate watervoor ziening vereist is. b. DE GEWENSTE KWALITEIT VAN HET WATER 0IJ gebruikswater voor de tuinbouw is het zout gehalte essentieel. Bij het aannemen van het chloor-ion als maatstaf kan worden gesteld, dat water met meer dan 300 mg chloor/liter, on geschikt is voor de tuinbouw. Voor de glastuinbouw is dit een uiterste bovengrens, die alleen incidenteel en dan nog slechts voor korte perioden mag worden bereikt. Bij veel lagere zoutgehalten treden reeds oogstdepressies op. Nu bevat het Rijnwater bij afvoeren boven het ge middelde niet meer dan 100 a 150 mg chloor/liter. Als gevolg van de zoutbronnen van het Zeeuwse Meer zelf zal een dergelijk laag gehalte niet te handhaven zijn. Door een adequaat inrichtings- en beheersbeleid zal gestreefd moeten worden naar een zo laag mogelijk zoutgehalte. De daarvoor benodigde voorzieningen, die overigens zeer wel te realiseren zijn, liggen echter buiten het bestek van deze bijdrage. Wel kan ik stellen, dat het Zeeuwse Meer als zo danig met daarbij beperking en bestrijding van de zoutbelasting - essentieel is voor de ontwik keling van de tuinbouw in zuid-west Nederland. c. DE GEWENSTE KWANTITEIT VAN HET WATER [J IT onderzoekingen van de Deltadienst en het Instituut voor Cultuurtechniek en Water huishouding te Wageningen is gebleken, dat gemiddeld 2 mm/etm. water nodig is voor het doorspoelen ter verwijdering van het zout uit de bovenste en diepere bodemlagen. Voor de eerder genoemde 100.000 ha potentiële tuinbouwgronden betekent dit een waterbehoefte van ongeveer 2 miljoen m3/etm. 127

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1967 | | pagina 55