De landschappelijke ontwikkeling van Zeeland
LANDSCHAPSVERNIETIGING EN -HERSTEL
ERANDERDE het landschap tot aan de tweede
wereldoorlog slechts zeer geleidelijk, tijdens
en na deze oorlog deden zich in Zeeland een
aantal calamiteiten voor, die sterk in het land
schap ingrepen en tot krachtige maatregelen noop
ten. Zo was tijdens de eerste wereldoorlog de
iepziekte van Amerika naar Frankrijk overgebracht
door de invoer van iepenhouten spoorbiels. In de
loop der jaren drong deze ziekte naar het noor
den op, zodat rond de jaren van de tweede wereld
oorlog vele iepenbestanden in Zeeland, zoals ook
elders in ons land, aan deze ziekte ten offer
vielen. Voor het Zeeuwse landschap was dit een
belangrijk verlies, daar de iep de polderboom bij
uitstek is, die bovendien de zeewind uitstekend ver
dragen kan.
Ook dienden tijdens de oorlog veel bomen geveld
te worden. De stammen werden dan, bewerkt tot
palen, in de landerijen geplaatst, waardoor de
Duitse Weermacht hoopte geallieerde luchtlandin
gen te verhinderen. Ook als brandstof werden de
bomen graag gebruikt in verband met de kolen-
schaarste. Door al deze aantastingen kregen de
eertijds fraaie dijkbeplantingen een amorf aanzien.
In 1944 werd Walcheren, behoudens het gebied
KleverskerkeArnemuiden, getroffen door de inun
datie. Door het onder water zetten en de daarop
volgende verzilting stierf de beplanting voor een
belangrijk deel af. Van de schoonheid van „de
tuin van Zeeland" was weinig meer over. Door
de herverkavelingscommissie Walcheren en met
medewerking van de Commissie Overleg Land
schapsherstel (C.O.L.) werd na de oorlog het her
stel van de beplantingen in Walcheren ter hand
genomen. De algemeen bekende meidoornhagen
op dit eiland werden echter niet meer in de oude
vorm hersteld. Dit paste niet in de nieuwe opzet.
De nieuwe beplanting, met inbegrip van meidoorn
hagen, werd dan ook voornamelijk op de bermen
van de wegen teruggebracht. Ook werden op de
zandige vroongronden tussen Vlissingen en West-
kapelle beplantingen aangelegd evenals bij een
aantal kreekgaten: het Nollebos bij Vlissingen,
voorts bij Westkapelle, tussen Veere en Vrouwen
polder en bij Ritthem. De beplanting bij vele buiten
plaatsen werd hersteld en ook werd een groot
aantal hofsteden in het groen gezet.
Een volgende belangrijke ingreep in het agrarische
landschap zouden de ruilverkavelingen Schelphoek
en Vierbannen op Schouwen-Duiveland worden
toen Zeeland door de watersnoodramp in 1953
werd overvallen.
In grote delen van de provincie werd het land
schap eenvoudig van de kaart geveegd. Dit noopte
tot een reconstructie van belangrijke oppervlakten,
waarbij niet alleen de economische, sociale en
landbouwkundige facetten onder de loep werden
genomen, maar ook aandacht werd besteed aan
de landschappelijke aankleding.
Een en ander geschiedde onder de supervisie van
de Herverkavelingscommissie Zeeland. De voor
naamste werkterreinen waren: Schouwen-Duive
land, Tholen, Zak van Zuid-Beveland en Kruinin-
genWaarde.
77