ONDERZOEKINGEN
DIJKEN EN DAMMEN
SOCIAAL-ECONOMISCHE ASPECTEN
VAN HET DELTAPLAN
BIJDRAGEN
VAN BELANG VOOR HET ONTWERPEN VAN
V.ïv BWftRAGE WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM EN KDKNWATEttSTAAT
V. 2. JJMÏ8UCE WERKGROEP VOOR HET ONDERZOEK NAAft DE STANNJNGSTOESTAND
Es ZEEDIJKEN
Y.3, BIJDRAGE RIJKSWATERSTAAT
Yt BIJDRAGE PROF. D8. i. TINBERGEN
DEEL 6
N deel 6 van het rapport van de Deltacommissie is een economische ba
lans van het Deltaplan opgenomen van de hand van prof. dr. J. Tin
bergen. Deze is gedateerd op medio 1960. Sindsdien zijn er grote ver
anderingen opgetreden, zowel in de technische en planologische concepties
als in de sociaal-economische gegevens van Zuidwest-Nederland. Een nieuwe
proeve van een balans is relevant.
De intentie van de eerste balans was gelegen in de afweging van de om
vangrijke investeringen tegen de waarde van de veiligheid. Het economische
offer bleek niet te groot te zijn. De Staten-Generaal lieten zich door de bij
dit artikel gevoegde samengevatte balans van Tinbergen overtuigen en
namen de Deltawet aan.
Het gehele Deltaplan is thans gekomen op een punt waarvan geen terug
keer meer mogelijk is. Een uitzondering hierop vormt althans theoretisch
de afsluiting van de Oosterschelde. Een nieuwe economische balans
dient dan ook voor de Oosterschelde van twee alternatieven uit te gaan.
Wat de andere bekkens betreft gaat het thans om de economische waar
dering van de verschilende aanwendingen.
De balans is tevens een pleidooi voor een economische benadering van de
inrichting van het Deltameer. Dit geschiedt tot op dit moment in onvoldoende
mate. De methode verdient trouwens navolging voor grote regionale plan
nen, zoals die voor de zeehavengebieden of het noorden van ons land zijn
opgesteld. De verhouding tussen kosten en baten heeft te weinig aandacht,
terwijl toch juist de opeenstapeling van rijpe en onrijpe voorstellen het grote
gevaar van inflatie langs de weg van de overheidsinvesteringen inhoudt.
Voor een investeringsbewaking, die de planologie meer zou moeten be
geleiden, beschikt de regionale economie over nuttige instrumenten.
133