N Zuidwest-Nederland groeit een veld van nieu we economische krachten waarin de Randstad, West-Brabant en Zeeland (met daarachter Bel gië en Frankrijk) uitstralen en participeren. De gro te waterstaatswerken, waartoe men ook de ver breding van het kanaal Terneuzen-Gent, de havens van Terneuzen en Vlissingen-Oost, het Reimers- waalplan en het Schelde-Rijnkanaal mag rekenen, vormen een „multi-purpose"-project van Europese allure. Het ruimtegebrek en de overbevolking in ons land, met name aan de Noordzeekust, nopen tot een optimale exploitatie. De economische ba lans dient daarom bij voortduring te worden bij gehouden. De krachtige nationaal-economische groeiproces sen een verwachte toeneming van het bruto- inkomen met 4 a 5 °/o per jaar zullen over bij voorbeeld tien jaar in een nog veel gunstiger beeld voor het Deltagebied resulteren. Dit zal tot uiting komen in de posten zeehavens en industrie, recreatie, tuinbouw, bevolkingsgroei en verkeer. CONCLUSIES 1. De veiligheid blijft voorop staan. Deze is eco nomisch nauwelijks en menselijk onmogelijk te waarderen. De veiligheid is bij de afsluiting van de Oosterschelde groter dan bij niet-afsluiting. Echter ook economisch levert de afsluiting een groot relatief voordeel op, namelijk een tekort van 270 miljoen, tegenover een tekort van 615 miljoen, bij openlaten van de Ooster schelde. 2. Tinbergen lichtte de keuze tussen afsluiting en niet-afsluiting toe. Die was indertijd aan de orde. Onze balans heeft betrekking op een volledig uitgevoerd Deltaplan en op een vari ant, waarbij de Oosterschelde niet is afgeslo ten. De opgenomen balans van Tinbergen is daarmee vergelijkbaar, echter slechts globaal, omdat voor dezelfde posten geen identieke omschrijvingen beschikbaar waren. In beide ge vallen is het gebied tussen de Westerschelde en de Nieuwe Waterweg genomen. 3. Vergelijking van de oude met de nieuwe balans toont aan welke grote veranderingen er heb ben plaatsgevonden. Het tekort van ongeveer 1.100 miljoen is er een van 270 mil joen geworden, ondanks de ongunstige kapitali satie (bij ons 6%, bij Tinbergen 4%). De post zoetwatervoorziening (B.6), maar vooral die van verkeer (B.7) zijn hiervoor verantwoordelijk. Het verkeer heeft zich veel sterker ontwikkeld dan wij hebben vermoed. Hierin weerspiegelt zich de grote waarde van de ontsluiting van he! Deltagebied. 4. Zeer opvallend is het toegenomen batig saldo op de balans van de bijkomende werken. Het Deltaplan op zich zelf is verre van rendabel. Betrekkelijk geringe extra investeringen leveren echter een zeer groot profijt op (op 700 mil joen: 2.600 miljoen). Dit is een belangrijke indicatie voor het beleid. „Aankleding" van de deltawerken is ook financieel-economisch een aantrekkelijke zaak. 5. De balans is conservatief opgezet. Verschillen de posten zijn niet gewaardeerd, zoals de recreatie in de Oosterschelde, de verkeers- waarde van de Oosterscheldedam, de zoetwa tervoorziening van de landbouw en de reserve zoet water. In het algemeen is de situatie om streeks 1980/1985 in ogenschouw genomen. Dan zullen bijvoorbeeld de verbindingen „ideaal" zijn. 6. De posten zijn nationaal-economisch gewaar deerd. De vraag hoe de kosten en baten ver deeld moeten worden is hier niet ter zake. De grootte van een post geeft evenmin aan hoe groot te zijner tijd de verplichtingen zullen zijn. Zo kan de schadevergoeding van de visserij 134

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1967 | | pagina 62