c. Het Delta-Plan is opgezet en bij wet vastgesteld in een tijd toen de inzichten op landschapsoekologisch gebied nog niet waren ontwikkeld. Een star gehand haafde uitvoering zal leiden tot verlies van natuurlijke rijkdom, zonder moge lijkheden van gelijkwaardige compen satie. d. Deze revolutionaire ingreep in het land schap zal dan hoge investeringen vra gen, wil men pogen de versmalde basis te stabiliseren door bestrijding van de gevolgen (erosie, stratificatie, milieu hygiëne), dan wel het creëren van nieu we elementen (bossen, natuurgebieden). e. De bovengeschetste problematiek culmi neert in de Oosterschelde en heeft zijn consequenties vooral ook ten aanzien van de Westerschelde. f. Intensief en langjarig wetenschappelijk onderzoek op biologisch en ekologisch gebied is onontbeerlijk. Met name de relatie van het estuariumgebied met de onderwater-delta of de ontwikkeling daarvan tot voor-delta ware daarbij te betrekken. Een zo breed mogelijke na tuurlijke basis is voor het opstellen van prognoses onontbeerlijk, niet alleen voor de Oosterschelde, maar vooral ook de voor-delta. g. De planning dient niet éénzijdig-tech- nisch, maar een veelzijdig karakter te hebben, uitgaande van de gecompli ceerde samenhangen, waarbij ook de ontwikkeling van het woon- en werk milieu is betrokken. h. De uitvoering ware zodanig te vol trekken, dat telkenmale aansluiting aan de dynamische processen in maatschap pelijke zin behouden kan blijven. Literatuur Bakker, C.: Veranderingen in milieu en plankton van het Oosterschelde- gebied. (manuscript voor Vakblad voor Biologen). Beeftink, W. G.: a. De betekenis van de natuurterreinen in het Deltagebied voor de botanie. Natura 55 (7/8), 1958. b. Veranderingen in bodem en vegetatie van de voor malige slikken en schorren langs het Veerse Meer. (Mn. scr. voor Driemaandelijkse Berichten Deltawerken). Brasser, L. J.: Luchtverontreiniging in Nederland, in Lewis Herber: „Stik kende steden", v. Gorcum 1966. Jonge, N. M. de: Het Zeeuwse Landschap. Stedebouw en Volkshuisvesting 11/12/1964. Cultuurpatronen in de Delta. Forum 1966. Leeuwen, C. G. van: a. A relation theoretical approach to pattern and process in vegetation (Rivon comm. no. 219), Wentia 15 (1966) p. 25. b. Het Deltaplan en zijn conquenties voor de natuurbe scherming. Natuur en landschap, 1954 no. 3. pag. 65 e.v. Mörzer Bruijns, M. F.: Het Deltaplan en zijn consequenties voor de Natuurbe scherming. II. Toekomstmogelijkheden. Natuur en land schap, 1954, no. 4. pag. 97 e.v. Perlo, L. A. M. van: Natuur en Landschap van de Oosterschelde voor en na afsluiting. (Rivon-rapport 1966). Vaas, K. F.: Lakes in Dutch reclamation schemos. W. S. Cowel Ltd. 1966. Wolff, W. J. Watervogeltellingen in het gehele Nederlandse Deltage bied. (manuscript). Delta-Dienst: a. „Ontzilting en samengeperste lucht", nota 10-66, afd. Waterhuishouding. b. „Ontzilting van diepe putten", nota 11-66, afdeling Waterhuishouding. c. Driemaandelijkse berichten no's 19 - 23 - 37. Delta-laboratorium van het Hydrobiologisch Instituut der Kon. Ned. Akademie van Wetenschappen. Jaarverslag 1966 en vorige. Stichting van Bodemkartering Bodem van Zeeland, Purdoc - Wageningen, 1965. 148

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1967 | | pagina 76