niet tot een hechte samenwerking komen, zich van hun plicht jegens de gemeenschap bewust worden en superieur tegenspel bieden. Q E Nieuwe Rotterdamse Courant meent, dat het congres voor vele deelnemers teleurstellend is geworden. „Uit de publiciteit, die aan het congres vooraf was gegaan, kon men afleiden, dat er zou worden afgerekend met alle fouten, die Rijks waterstaat zou hebben gemaakt bij het opstellen van het Deltaplan". Dit nu is niet gebeurd. „Ty perend", aldus het blad, „was een soort motie, die forumvoorzitter dr. ir. C. W. C. van Beekom aan het einde indiende. In die motie werd vast gesteld, dat afsluiting van de Oosterschelde bio logisch schadelijk zou kunnen zijn. Het Zeeuwsch Genootschap werd gevraagd in samenwerking met andere instellingen na te gaan wat de schade zou zijn, in hoeverre die te voorkomen zou zijn, wat er verder nodig zou zijn om de Oosterschelde aan trekkelijk te houden. Typerend voor de hele bijeen komst was het lot van deze motie. Prof. dr. P. Korringa, visserijdeskundige, maakte bezwaren te gen de drie eerste leden van de motie. Hij wilde de opdracht beperken tot onderzoekingen wat er zou kunnen worden gedaan om de Oosterschelde aantrekkelijk te houden en te maken als de af sluiting eenmaal achter de rug is. Dat was het einde van de motie. Mr. J. Moolenburgh, voorzitter van het organiserende Genootschap, nam toen op zich de algemene aspecten van de afsluiting nader te bestuderen. Daarmee was de laatste kans verkeken om van het congres een demonstratie te maken." |SjAAR het oordeel van Het Vrije Volk heeft het congres veel opgehelderd. De argumenten voor een open Oosterschelde haalden het niet. „Wie als natuurbeschermer of als zeezeiler de afsluiting verfoeit, toont weinig geloof in nieu we mogelijkheden en pleit wel erg voor een elite. Te lang heeft men zich in kringen der visserij vast geklampt aan het idee, dat men de dam zou kun nen tegenhouden. De indertijd geuite vrees, dat de Oosterschelde door chemische processen in de die pe, zout blijvende geulen een grote „stinkput" zou worden, werd niet opnieuw uitgesproken. Als fantasie werd afgedaan de bewering, dat afdam ming van de Oosterschelde de geul voor de Rot terdamse Waterweg zou doen verzanden. Op de tegenstanders werd tenslotte een beroep gedaan: denk met ons mee om van de Oosterschelde in haar nieuwe gedaante te maken wat er van te ma ken is. Het is te hopen, dat, nu zo duidelijk met een illusie is afgerekend, men het gezicht eensgezind naar de toekomst zal wenden. Het beste resultaat kan slechts worden bereikt als waterstaatstechnici, planologen, landschapsarchitecten, recreatie- en visserijdeskundigen en nog vele anderen samen werken." EN medewerker van het Financiële Dagblad noemt het verzet tegen de afsluiting zeer hete rogeen. „Sommigen gingen zover, dat zij het paardemiddel van de aanleg van een zeehaven ter plaatse aanbevolen, alsof daardoor het unieke natuurmilieu niet zou worden bedorven. Typerend waren ook de interrupties uit de zaal aan het forum. Met zichtbaar genoegen constateerde iemand, dat de Zeelandbrug toch maar niet ren deerde. Ook over de veiligheid werd zeer luchtig heengestapt." De conclusie van de schrijver is: „De Oosterschelde gaat dicht. Dat was al zeker. Na het congres is het nog duidelijker geworden. Elke zes jaar neemt onze bevolking met een miljoen mensen toe. Het ruimtegebrek noopt tot oplos singen, die wij niet zouden kiezen bij een geringe bevolkingsdichtheid. We moeten dus vooruitzien. Het beschavingspeil van een volk is af te lezen van de wijze, waarop het zijn huishouding orga niseert, met inbegrip van de „aankleding" ervan, die boven de verlies- en winstrekening uitgaat. Wie deze waarheid omkeert bedrijft economisch een zeer gevaarlijk spel en bewijst ons maatschap- pelijk-culturele leven geen dienst." E Haagse Courant schrijft o.a. „Argumenten tegen de dam bleken het beter te doen. Zelfs die van de Zeeuwen, die stellen, dat al die dammen en bruggen in het rustige Zeeland ook maar verkeersellende zullen veroorzaken. De di recteur van het ETI Zeeland, drs. M. C. Verburg, werd een visieloze boekhoudersmentaliteit verwe ten. Hij had niet meer gezegd dan dat de afslui ting een economisch voordeel opleverde van 230 miljoen tegen een alternatief tekort van f 235 miljoen. Zijn berekeningen zelf werden niet aan getast." R. P. SANTEMA, hoofd afdeling waterhuishou ding Deltadienst, heeft in een gesprek met een redacteur van de Provinciale Zeeuwse Courant over de mogelijkheden van de toekomstige inde ling van het Zeeuwse Meer een nadere toelichting gegeven op zijn mededelingen tijdens het Ooster- scheldecongres. Mogelijkheden, die men van een scheiding in een westelijk zoetwaterbekken en een oostelijk gebied voor haven- en industrieontwikke ling zou kunnen afleiden, zijn: een achterwaarts zeekanaal van het Sloegebied naar Reimerswaal, een verkeersdam van Tholen naar Zuid-Beveland, en modernisering voor de duwvaart van het ka naal door Zuid-Beveland. Het kanaal van het Sloe zou ter hoogte van Wilhelminadorp kunnen uit monden in het voor de scheepvaart gereserveerde bekken. Dit kanaal kan worden gezien als een alternatief voor een kanaal bij Waarde naar Rei merswaal. Het oostelijk deel van het Veerse Meer kan voorts geheel voor de recreatie gereserveerd blijven. Een dam tussen Wilhelminadorp en Stave- nisse zou ook een verkeersfunctie kunnen krijgen, zodat Tholen een directe verbinding met Midden- Zeeland zal hebben. Een kleine sluis in deze dam zou de scheepvaart kunnen dienen. Wanneer het kanaal van Waarde naar het Reimerswaalgebied zou vervallen, is er alle reden om het kanaal door Zuid-Beveland voor de duwvaart te moderniseren. Dit kanaal zal ook in de toekomst een belang rijke functie behouden voor Terneuzen en Gent en ook voor de scheepvaart op het door België ge wenste Baalhoekkanaal vanaf de linker Schelde- oever bij Antwerpen. 164

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1967 | | pagina 92