TE VELLEN BOOM De takken staan voor het laatst getekend bruin tegen strakgespannen blauw. Een paarse lentewolk stijgt zwevend en felle valken krijten rauw om het horst in de wiegende kruin. Werklieden in bleekblauwe kielen trekken de stugge staaldraad schuin en zon blijft op een zaagblad wielen. ,.Ecoute, arrête un peu Ie bras" die weemoed is al eeuwen oud door alle bomen speelt de wind het stroeve lid van zwellend hout. VERGEZICHT IN LENTE Naakt hel land, befloerste aarde daken in de zon gebleekt; gewassen luchten trots doorvaren wolken wier schaduw diepte geeft. Herinnering aan eeuwen leven meeuwen achter een verre ploeg, voren recht tot de grens der ruimte; een klein ontroeren is genoeg. Hofsteden, blondheid van het stro in zonglans; krijtwit, straf, de lijn flapperend vierkant wasgoed, zo is dat verleden, helder, klein. ZEEUWS VOORJAARSLANDSCHAP Wind veegt door wolken felle groene strepen waarin rood bloeiend olmen komen staan. Huizen in grauw en lichtend grijs getekend duiden van 't land de eindeloosheid aan. Gezaaide akkers bruin en rul gerijd met schaduw donker in de fijne voren, wegen witstoffig open op oneindigheid, een leeuwerik stijgt zingende verloren. Zeewind met liefkozing uit vreemde verten loopt geurig in de wijde stilte uit heel dun doorsprankeld met het zanggeluid en het ratelen van roodgewielde karren. 166

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1967 | | pagina 94