„Vaart", Omer Gilliet
Foto Willem Enzinck
N het nieuwe paviljoen van het Vormingscentrum
Hedenesse is een beeldhouwwerk geplaatst van
Omer Gilliet dat de naam: Vaart heeft gekre
gen. Grondstof is een wortelstuk, een stobbe of om
het op zijn Zeeuws te zeggen: aesgat, afkomstig
van het prehistorisch bos in Terneuzen. Een gedeel
te van dit bos was aan het licht gekomen bij het
graven van een nieuwe schutsluis in 1902.
In die jaren wordt het kanaal van Terneuzen
naar Gent aanmerkelijk verbeterd. In de sluisput
trof de geleerde, dr. J. Lorié, op 9 mei 1902 een
groot aantal boomstronken aan, die steeds op het
veen slechts tot een diepte van 20 a 30 cm gewor
teld waren. In de Verhandelingen van de Konink
lijke Akademie van Wetenschappen gaf Lorié in
1903 een verslag van hetgeen hij had aangetroffen.
Later, in 1912, kwam hij in het tijdschrift De Natuur
nog eens terug op het verzonken bos van Terneu
zen. Behalve boomstronken lagen er ook omge
vallen stammen, meest dennen, echter ook eiken
en beuken. Van dit hout is 6000 m3 gedroogd en
tezamen met steenkool in de locomotieven en loco
mobielen op het werkterrein verstookt. Van de
kanaalwerken uit het begin van deze eeuw zijn
op grote schaal foto's gemaakt en een van deze
foto's laat ons het terrein met de stronken zien.
Onder in het veen werd een geslepen neolithische
vuurstenen bijl gevonden, waarvan een afgietsel
aanwezig is in het Zeeuws Museum.
De scheepvaart op het kanaal nam steeds toe. Op
nieuw waren uitgebreide werken noodzakelijk. Tij
dens de werken in 1962 werd een naburig stuk van
het prehistorisch bos herontdekt en net als in 1902,
waren de stobben, stammen en denne-kegels te
zien. Ditmaal konden de overblijfselen van dit
bos door dr. A. V. Munaut, bosbouwkundige aan
de Universiteit van Leuven tezamen met enige an
dere medewerkers, met moderne middelen worden
onderzocht.
In het uitstekende tijdschrift Industrie, la revue de
l'industrie beige, is een rubriek opgenomen: Zone
neutre, waarin artikelen een plaats krijgen die
niets met de industrie te maken hebben. In het
maartnummer van dit jaar is een bijdrage opge
nomen van Munaut over het verzonken bos van
Terneuzen. Hieruit blijkt duidelijk met welk een
zorg de onderzoekingen zijn gedaan. Stuifmeelkor-
rels, in het veen bewaard, werden op naam ge
bracht en geteld, de jaarringen der stammen wer
den geteld en gemeten; het gehalte van planten-
169