vol met guirlandes omgeven en bij den trap in de
schutkolk, waar het jacht moest aanleggen, was
eene fraaie eerepoort en een klein bloemperk
aangebracht. Ook in het dorp woei menige vlag,
terwijl de huizen van de sluis naar het dorp met
groen versierd of met bloemfestoenen verenigd
waren. Het was een heerlijk gezicht die ontelbare
vlaggen luchtig te zien golven op den wind. Op
de wederzijdsche dijken en op de plateaux bij de
sluizen was eene groote menigte saamgevloeid
cm getuige van de opening te zijn. Die uit Wemel-
dinge waren alle met Oranje getooid."
Na deze wijdlopige inleiding volgt de mededeling
dat om 1 uur het koninklijk jacht de Leeuw de
Laven van Wemeldinge statig binnenstcomde. Aan
boord van het jacht bevonden zich de minister van
binnenlandse zaken, zijn collega van buitenlandse
zaken, marine en financiën. De burgemeester van
Wemeldinge heette de minister van binnenlandse
zaken op gepaste wijze welkom. Hij bracht de
regering dank voor het leggen der brug in de
Bonzijweg. Op de brug was dan ook een fraai
trofee aangebracht met de woorden „Hulde aan
de regering door de burgerij van Wemeldinge."
Wij vergeven de verslaggever graag zijn wijd
lopigheid want de omvang van zijn verhaal deed
recht aan de belangrijkheid van het kanaal. Op
11 december 1866 wordt uit Zuid-Beveland gemeld:
„Sinds de opening tot den laatsten der vorige
maand, zijn er ruim 800 schepen door het kanaal
gevaren. Gemiddeld 18 per dag. Het grootste getal
per week was 164. Al de schippers, die er gebruik
van maken, roemen zeer het gemak en het voor
deel dat het kanaal hun verschaft. Wanneer men
ze daarover hoort spreken, dan zinkt de vraag: of
het kanaal even veilig en even gemakkelijk is als
de Ooster-Schelde, gelijk dit bij het tractaat van
1839 werd bedongen, geheel in het niet, om nim
mermeer te voorschijn te komen. De drukke vaart,
waartoe thans nog niets dan de uitmuntende ge
legenheid noodzaakt, is daarvan het sprekendst
getuigenis. De schepen die uit Holland komen en
voor Neuzen of Gend bestemd zijn, nemen insge
lijks hun weg door het kanaal, om, zoals de gezag
voerders zeggen, het lastige en gevaarlijke Sloe
te vermijden. Toen ik dus vroeger schreef, dat het
kanaal door de schipperij dankbaar zou worden
aanvaard, zeide ik niet teveel. En dit kan ook niet
anders. De Ooster-Schelde is bij laagwater ten
deele geheel onbevaarbaar. Dan gaat men er,
zeker even gemakkelijk als door de Roode Zee,
droogvoets door naar Woensdrecht."
Men was bezig de Oosterschelde bij Rilland-Bath
te sluiten. Op 23 april 1867 las men: „Waar
schijnlijk worden de laatste zinkstukken reeds in
deze week gereed gemaakt om de twee overige
geulen volledig te dichten. Zoodra die gezonken
zijn, zal de Ooster-Schelde, naar ik op de goede
gronden vertrouw voor immer gesloten zijn en
alle quaestiën begraven."
Men kan zijn ogen nauwelijks geloven!
Ruim een eeuw daarvoor had een ander feest
plaats, waarbij het dorp eveneens versierd werd
met erepoorten, gekroonde stengen, fraaie kronen
van groen loof gespannen repen en een sierlijk
Gezicht vanaf toren op vliedberg en dorp