Een nieuw element in het Zeeuwse ndschap Ir. J. D. Dorst Het is de bekende open deur intrappen met te constateren, dat er in onze provincie na de oorlog zeer veel veranderd is en dat deze ontwikkeling onverminderd voortduurt. Deze veranderingen zijn spectaculair, in de laatste twintig jaar is er in Zeeland meer gewijzigd, dan in enkele eeuwen ervoor. Het is direct of indirect een gevolg van de oorlog, de watersnoodramp van 1953, de industria lisatie, de sterk toegenomen recreatie enz., die het beeld van Zeeland grondig hebben gewijzigd. Na genoeg al datgene, wat karakteristiek was voor het „oude Zeeland" is verdwenen of staat op het punt te verdwijnen, iedereen kent hiervan voorbeel den. Zeeuwse eilanden in de eigenlijke zin zijn er niet meer, wanneer men tenminste de drooggeval len platen in het Veerse Meer en straks in de Grevelingen en het Zeeuwse Meer niet als eilanden wil beschouwen. Landschappelijk is Zeeland door al deze veranderingen er niet op vooruitgegaan. Het zijn niet alleen de ruil- en herverkavelingen, die na de oorlog en de watersnood hebben plaatsgevon den, maar meer nog aanleg van rijks- en provinciale wegen, bovengrondse leidingen, vestigingen van grote industrieën en de sterk toegenomen recreatie en al datgene wat er mede verband houdt, die onze provincie een ander aanzien hebben gegeven. Voor de oorlog was het de landbouw en de fruit teelt, die in hoofdzaak het landschapsbeeld be heerste. De landelijke bevolking en met name de boer heeft in het verleden dit landschap gemaakt en onderhouden, zodat Zeeland geworden is een landstreek van grote aantrekkelijkheid, wat het ge lukkig nog is. Er wordt terecht veel aandacht be steed om het aantrekkelijke van het Zeeuwse land schap zoveel mogelijk te behouden. Op het onder houd van het landschap zou ik de nadruk willen leggen, dit wordt n.l. nogal eens vergeten. Zonder onderhoud wordt zelfs het mooiste gebied een wil dernis. Ook in de landbouw, die nog altijd een belang rijk stempel op het Zeeuwse landschap drukt, is er na de oorlog zeer veel veranderd. Op een van deze veranderingen, die ook het landschapsbeeld heeft gewijzigd, zou ik de aandacht willen vestigen, n.l. de vervanging van het paard als trekkracht door de tractor. Het paard voor rijtuig of wagen had reeds eerder zijn plaats moeten afstaan aan het rijwiel, de bus enz. Nagenoeg tot de oorlog en gedurende de oorlogsjaren is het paard echter de onmisbare medewerker gebleven van de Zeeuwse boer als trekkracht voor ploeg, zaai- machine, oogstwagen enz., het paard leverde tevens een belangrijke bijdrage in de stoffering van het Zeeuwse land. Het zware paard, dat in twee of driespan in de damp van zwetende lijven, de grond in het najaar openscheurde, was als het ware een symbool van kracht en van vruchtbaarheid tevens, wanneer met zijn hulp de aarde in het voorjaar gereed werd ge maakt om het zaad te ontvangen. Zeeland heeft door dit zware trekpaard bekendheid gekregen tot ver over de landsgrenzen. De paardenfokkerij kwam met name in Zeeuwsch-Vlaanderen tot grote bloei en vormde, zoals een landbouwvoorman het eens uitdrukte, een stuk boerenmuziek, dat op re gionale en provinciale keuringen zijn hoogtepunten bereikte. De namen van in de fokkerswereld wel haast beroemde namen waren aan deze fokkerij verbonden. De duizenden werkelijke paardekrach- ten zijn na de oorlog in aantal sterk verminderd en vervangen door de paardekrachten van de tractor. Op de grote bedrijven is het paard als trekkracht vrijwel geheel verdwenen, op de kleine re bedrijven weet het zich althans ten dele, als eco nomische trekkracht te handhaven. Het paard moge dan op de grotere bedrijven vrij wel verdwenen zijn, er is nog veel dat ook hier aan het gebruik van het paard herinnerf. De paarde- stallen van weleer zijn nog duidelijk te herkennen, al zijn zij omgebouwd tot bergplaats van tractor, werktuigen enz. Zware ijzeren ringen in de muur van meer dan één hofstede herinneren aan de tijd, dat daar de paarden bij het in- en uitspannen werden vastgebonden en hetzelfde geldt voor de „garêêlpinnen" in het „garêêlkot", waaraan de ga relen tijdens de schafttijden werden opgehangen. De drinkputten in de nabijheid van de schuur, Jonge hengsten op de Haringvreter 217

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1967 | | pagina 17