Natuurlijk, elke lijd idealiseert verleden en jeremieert over het nieuwe dat zich aankondigt. Maar in die jaren, kort voor 1914, zat er toch méér in de lucht. De moderne tijd begon zich voel baar te maken, de Victoriaanse jaren waren dui delijk voorbij. Dat er iets anders aan de hand was dan de gebruikelijke ouderdomsaftakeling, dat er iets van een storm komende was, vagelijk beseften we het al wel. Toch, dat die storm een sanering kon betekenen, een belofte kon inhouden, welke ertoe brengen kon het verleden te laten voor wat het was, te rebelleren zelfs, dat werd er in onze omgeving nog niet zo bij gezien. Hoe liberaal er ook gedacht werd, de belangstelling voor het con serveren van het mooie oude zat ons nog wel dieper dan de vrij oppervlakkige nieuwsgierigheid naar wat er nu weer voor mirakels zouden gebeu ren. Er was een 1914 nodig om ons tot een scherper besef te brengen. Misschien was dat in arbeiders kringen - waar het leven kortaf miserabel wezen kon - reeds vroeger wakker toch had die tijd nog een stabiliteit, die we maar nauwelijks meer kunnen navoelen. De rebellieën van toen, hoe tam, hoe huiselijk, hoe kinderlijk soms doen ze aan, hoe door en door fatsoenlijk was men nog. Het leefde alles nog in een staat van algemene ge latenheid, die misschien wel meer te maken had met een even algemene bloedeloosheid, dan men wist. We leefden stil-aan naar een breukvlak toe, we beseften er wel iets van, maar verontrusten deed het niet. We idealiseerden. Wel, de breuken zijn dan gekomen en de idealen snel verbleekt, de eerste schampte nog zowat langs ons heen, de tweede trof ons recht in het hart en een eind is er nog niet te zien. Geleerd hebben we nog niet. Nog altijd trachten we te lijmen en te krammen. Er komen dan ook wellicht nog wel radikaler en erger katastrofen. Hoe dan ook, het is in elk geval volkomen duidelijk, dat die oude tijd, nog zó dicht bij, dat een deel onzer haar lijfelijk heeft meege maakt, voorgoed en volstrekt afgerekend en voorbij is. Juist dit feit maakt van het onderhavige boekje, dat aan beide zijden van de breuk speelt, het boeiendste aspect uit. Het confronteert telkens weer toekomst met verleden. Het prikkelt tot een keuze. Een keuze, die pijnlijk zijn kan, maar niet is te ontgaan. Terecht en spits gekozen staan er enige beelden in van wat in enkele dagen van blinde stompzinnigheid in Middelburg werd aangericht. Even wordt ons de meedogenloosheid onzer mo derne processen ingebrand en even voelen we het als een adelsteken, dat deze stad ten volle mee- geleden heeft en de beker niet aan haar is voor bijgegaan. Deze caesuur in onze tijd, dat punt waarvan geen terugkeer mogelijk is, die water scheiding tussen vroeger en nu, waar we allen mee te maken hebben, ze is hier onbarmhartig duidelijk gesteld en ze is, met wijs inzicht, ook in dit boekje centraal gesteld. Waarna dan direkt de trots en de vreugde kunnen opstaan om de regeneratie die volgde. Tot een beter, jonger, levenskrachtiger, zindelijker bestaan, een regene ratie die nog steeds gaande is. Het dieptepunt, waartoe we zo tegen de negentiger jaren waren teruggezakt, het is nu duidelijk gepasseerd. Het boekje geeft hiervan schone beelden, al moet je als oudere soms wel even met de ogen knipperen, zo b.v. bij die moorddadig efficiënte toegangsweg. Maar dat slik je dan toch weer wel ook. De keuze is gemaakt en niet wij hebben haar gemaakt, de tijd heeft het gedaan en het is dwaasheid, daaraan te morrelen en niet te willen zien wat dóódsimpel in het oog springt. Wat dan allereerst in het oog springt bij het door bladeren van deze dierbare beelden: het verschil in formaat tussen toen en nu, het verschil in ruim te. Het oude levensbeeld, hoe goed en lief soms, het benauwt, het doet pieterig aan. De dingen, de verhoudingen, de beweging, het ademt nu allemaal ruimer, het is groter van formaat, radikaler, di- rekter, kaler jawel, maar hoe kun je nog tijd heb ben voor krullaria bij deze perspectieven? De terecht zo vaak gehekelde massificaties van tegen woordig, ze hebben óók deze consequenties, we mogen dat wel eens bedenken. En daarbij een beetje op de jeugd vertrouwen. Ze komen wel over de confectie heen, zo ze het al niet zijn. Niemand wil nog terug en juist zó kun je dan in volle vriendelijkheid op die oude prentjes terug zien. Wat zijn ze kostelijk! De emoties die ze opwekken, zijn nogal geva rieerd. Even stond weer de oude woede van de oorlogsdagen op, het meest nog bij die aftocht van de feldgraue slaven, retour in de Gemütlichkeit nadat het beulswerk was verricht. Och, maar dat ging ook wel weer over. Bij die curieuze tegen stelling b.v. tussen de twee vleeshallen, de oude met haar wee-zoete bloedgeur, haar besmeurde voorschoten, haar viezigheid gewoonweg, en dan plof daartegenover die lichte, heldere tentoon stellingszaal hoe kun je bij zoiets nog aarzelen? Ontroerend gaaf, zeker, dat beeld van de Oude Visserij zegt U maar: de palingboer even gaaf die Nederstraat met die pittoreske oude huisjes, niet? maar je zal ze als schooljongen-van buiten, modulerend van kosthuis tot kosthuis, maar hebben meegemaakt het stonk er. leder huis had zijn „modderputje" en hoe vaak was dat niet alleen materieel? Het is leuk om er nu, in veilig heid, geamuseerd, ontroerd desnoods, op terug te zien, maar laten we daarbij toch óók even weten, hoeveel misère er achter die brave beelden school, hoeveel klein geniep, hoeveel schijnheiligheid, hoe veel rottigheid. Middelburg was géén fris stadje zo omtrent zijn dieptepunt. Die zielige verzameling dappere verslagen mensjes van het Oudemannen- en Vrouwenhuis, ze steekt je. Speciaal genoten daarentegen hebben we van de Theetuin en van de Schuttershoftuin hoe Victoriaans! en onze Moeders met lange schuifelrokken en geruite bloe zes met pofmouwtjes en het mateiotje! Genoten van de grote Jan Morks, altijd nog bedankt Jan, voor wat je ons op de Langejan zoal hebt voor gespeeld, het zingt nog altijd na. Zelfs op dit moment, deze regels schrijvende op een terrasje aan de zeekant, komt Jan waarachtig nog uit een transistortje schetteren en je bent wéér in de Koepoortstraat, donker en dromvol, als we terug- 224

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1967 | | pagina 24