komen van de Muziek op het Molenwater, zingende
van „Pro Patria! Pro Patrio! Kom la'me de boel
ma'dele'l" Het is soms wel leuk, wat dieper ge
worteld te staan en ie ervaren, hoe oneindig ver-
sfrengeld-in-de-tijd alle dingen zitten de jonge
ren, die dit boekje dóór zien en er de curiosa
van genieten, ze missen toch één dimensie. Ove
rigens ook weer geen doodwond. Genoten ook
van de prachtige Schotse driemaster in het droog
dok, dat mócht hier niet gemist worden! Het bracht
je even terug in die tijd, dat de Pittén hier nogal
lang lag, een witte Finse bark, een vizioen in de
maneschijn. Genoten ook van de sukkelige drie
mannetjes van de touwbaan, je hebt ze nog achter
uit zien lopen met de vacht hennep om het middel;
ergens achter het Seisbolwerk was er óók zoiets.
En even weer de pet afgenomen bij die begrafenis
van Tak, want dat was een grote gebeurtenis, die
thuis degelijk besproken werd. Een ware demon
stratie er kwamen toen nog geen politieknup-
pels aan te pas hoe waardig, hoe degelijk bur
gerlijk toch nog! Goed, dat bargebootje! Goed
de balken van Alberts, waar je zo nodig een natte
poot moest halen ter wille van je zelfrespect. Goed
die paardenmarkt met zijn lootjes, verder dan een
wanmolen hebben we het niet gebracht. Goed die
wielerbaan van Gilde, toen velocipede-rijden nog
een kunst was, en wat brandde dat prachtig dien
avond dat alles in de fik ging! Goed ook dat
beeld van de afgrijselijke staat, waarin onze Abdij
verkeerde in die miserabele jaren. Waarachtig,
als dat geen teken van opgang is: welke Stad in
Nederland kan tegenwoordig op een kern wijzen,
zó weids van allure, zó spacieus, zó rijk van
historie en tegelijk zó levend en onmiddellijk déél-
hebbend aan het maatschappelijk leven?
Wijsheid en mist, ergens hebben ze wat met elkaar
te maken. Het was een wijs inzicht van de samen
stellers om met een mistig beeld te beginnen en
om daar aan het slot weer even op terug te grij
pen. Ook de toekomst ligt in de mist het harde,
grelle beeld van de Stadhuistoren op de laatste
pagina, het is van een bijna barbaarse trots, een
typisch beeld van het midden, dat tussen de misten
van begin en einde ligt. Het mag ons als een
symbool vergezellen, in het midden speelt het
zelfbewuste leven en het stemt dan toch wel tot
vreugde, te zien, hoe hier, naast alle symptomen
van moderne direktheid en efficiency, het bar
baarse tumult incluis, toch een oude zwier, een
aristokratische allure bewaard blijft, die men in
niet veel steden van het tegenwoordige Nederland
zo fleurig meer aantreft. Wat we wel allereerst
te danken hebben aan die oude bouwers van
vroeger eeuwen juncto het allerordinairste toeval,
maar zeker toch ook voor een behoor lijk deel aan
hen, die de stad met zoveel wijsheid en smaak
weer uit haar versukkeling hebben omhooggetrok
ken mag ik hier even één naam noemen, die
van den bouwmeester de Lussanet? De stad is
opener, helderder, zuiverder, vrolijker, sterker ge
worden dan vroeger. Er is véél rommel opgeruimd,
met begrip en eerbied zeker, maar opgeruimd en
dat was waardig en gerecht. Het moet goed zijn,
hier te leven nu, dat is wel de slotsom van Middel
burgs beeldspraak.
14.6/67
(L. W. de Bree, M. P. de Bruin en G. A. de Kok:
Middelburg in beeldspraak.
Uitgave: G. W. den Boer, Middelburg.)
225