Huis van de Kamer Zeeland van de W.I.C. in
een zeer benarde situatie gered door het buit
maken van „de zilvervloot" door Piet Heyn, die
in dienst stond van de West-Indische Compagnie.
Deze Compagnie was vooral op een jarenlang
aandringen van Zeeuwen in 1621 opgericht.
Voor wat de Wilde Kust nu betreft bestond er van
Zeeuwse zijde aanvankelijk slechts belangstelling
voor dat gedeelte, dat later in 1796 in Engelse
handen overging en sindsdien Brits Guyana heette.
Op verschillende manieren waren de Zeeuwen er
actief. De Kamer Zeeland van de West-Indische
Compagnie handelde lange tijd als een lichaam,
dat zich volkomen autonoom achtte en van de kant
van de Heren XIX van de West-Indische Com
pagnie geen inmenging kon dulden in zijn zaken in
Essequebo. In 1659 stootte de W.I.C. Essequebo af.
Onder toezicht van de Staten van Zeeland sticht
ten Middelburg, Vlissingen en Veere er een nieuwe
kolonie. Het experiment duurde tot 1670, toen de
W.I.C. het gebied maar weer overnam. Het gezag
kon ook door particulieren uitgeoefend worden.
Berbice was van 1627 tot 1714 eigendom van het
Vlissingse koopmansgeslacht Van Pere. Suriname
was tenslotte van 1667 tot 1683 eigendom van de
Staten van Zeeland.
Opvallend door zijn eenvoud was op de tentoon
stelling in het rijksarchief een in 1708 door Dirk
Valkenburg getekend gezicht op de plantage Suri-
mombo. Vergeleken met de Middelburgse pakhuizen
uit die tijd zijn de suikermolen, het kookhuis en het
dramhuis (kiltumdestilleerderij echter vrij primi
tief. Het zijn keten. Al weer gemeten naar maat
staven uit de tijd zelf zijn de forten aan de Wilde
Kust niet bijster imposant. Hier staat tegenover
dat sommige plantages een lust voor het oog wa
ren. Adriaen van Berkel, die dit in zijn Ameri-
kaensche Voyagien van 1695 meedeelt was een
nuchter man. Men behoeft zijn mededelingen niet
in twijfel te trekken. Hoe dient men de Zeeuwse
activiteiten aan de Wilde Kust te beoordelen? Is
er sprake van visie, durf en positieve resultaten?
Zuid-Amerika is en was een gebied van vele oor
logen. In de dagen van de Republiek voerde men
er op wel zeer kleine schaal oorlog. Het grote
wapenfeit van de Zeeuwen in deze periode is de
verovering van Suriname in 1667. De tocht naar
Chatham uit hetzelfde jaar geldt als een diploma
tiek en militair meesterstukje. Is de Zeeuwse ex
peditie onder commandeur Crijnssen te vergelijken
met de tocht van De Ruyter en Van Ghent naar
Thames en Medway? Welk aandeel hadden de
Zeeuwen in de gunstige afloop van de 2e Engelse
oorlog? Kan ook hier gesproken worden van moed
en inzicht en van een wijs beleid?
Vastgesteld moet worden dat de verovering van
Suriname als zodanig weinig spectaculair was. De
Kiltum is een soort rum.
204