west-oost lijn. En dat is voor de vestiging van vele
verzorgende bedrijven niet de optimale plaats. Zou
verder de door ir. Santema opgeworpen gedachte
tot uitvoering komen van een kanaal van het
Sloe naar Wilhelminadorp voor zeeschepen tot
50.000 ton, dan kan dit grote gevolgen hebben
voor de vestigingsplaats van industrieën langs de
oever van de Oosterschelde. In dat geval liggen
de optimale plaatsen zo dicht mogelijk bij de krui
sing van de Noord-Zuid en West-Oost assen en zo
dicht mogelijk bij reeds bestaande stedelijke ge
bieden. Dat wil zeggen enerzijds in het meest
oostelijke gedeelte van het Oosterscheldebekken,
met Bergen op Zoom als verzorgend centrum, an
derzijds het meest westelijke gedeelte (de oevers
van Maartensdijk tot Stavenisse en van Yerseke
tot Wilhelminadorp) met Goes als verzorgend cen
trum. Het middenstuk met het eventuele verzor
gende gebied van Yerseke, Kruiningen en Krab-
bendijke zou dan het minst interessant zijn en
pas op langere termijn in aanmerking komen. Wil
men, zoals uit de structuurschets blijkt, toch in dit
gebied een stedelijke ontwikkeling nastreven dan
lijkt het bijzonder nodig een nauwkeurig onderzoek
te doen plaatsvinden. Hierbij dient men zich af te
vragen of de gelden, die nodig zijn om hier een
werkelijk stedelijke agglomeratie tot ontwikkeling
te brengen, gezien de geringe afstand van woon-
naar werkgebied, niet elders beter besteed kunnen
worden.
Ten aanzien van de verkeersinvesteringen zijn
verder nog wel enige opmerkingen te maken.
a. De verbetering van de West-Oost as Terneuzen
Antwerpen is van groot belang voor de ont
wikkeling van dit gebied in Zeeuwsch-Vlaande-
ren.
b. De bestaande zogenaamde bietenlijn in de zak
van Zuid-Beveland is reeds een mooie infra
structurele aanloop voor de industrialisatie.
c. De spoorlijn naar het industrieterrein van Goes
zal pas rendabel worden bij de uitbreiding van
dit industriegebied in noordelijke richting. Deze
investering levert nog lang niet voldoende op.
d. Het handhaven van de achterwaartse kanaalver
binding SloeOosterschelde door het Veerse
meer is in feite dubbel spel wanneer men te
gelijkertijd investeringen in de recreatiesector
doet. Dit lijkt bepaald niet de meest econo
mische oplossing op langere termijn. Men zal
tijdig dienen te bepalen wat men nu eigenlijk
wil.
e. Zoals de structuurschets ook stelt dient voor
zichtig gemanoeuvreerd te worden met de ge
bieden rond de stations. Dit geldt vooral voor
de plaatsen met centrale verkeersligging. Het
beleid zal er dan ook op gericht moeten zijn
de gemeenten in de gelegenheid te stellen der
gelijke verkeersstructurele investeringen op lan
ge termijn te doen, daar dit van belang is voor
de ontwikkeling van de hele provincie. In het
algemeen is de uitbouw van dergelijke diensten
verlenende functies niet alleen van gemeentelijk,
maar zeker ook van regionaal, provinciaal en
soms van nationaal belang.
Een van de laatste zinnen van deze structuur
schets luidt dat „de toekomstige beleidslijn zal
moeten uitlopen op de opstelling van een kapi-
taalsinvesterings- en batenplan, dat uiteindelijk zal
moeten passen in een nationaal-economisch ka
der."
In feite is deze zin teleurstellend. De bedoe
ling van deze structuurschets gaat toch wel zo ver
dat men ook enige concrete beleidslijnen zou kun
nen vaststellen op grond van de verkregen gege
vens? Anders blijven we in de goede bedoelingen
steken. Welnu, zoals de structuurschets zelf ook
zegt zal inzicht in de verhouding tussen kosten en
baten het doorslaggevende selectie-criterium moe
ten vormen en hierbij zal men moeten uitgaan van
algemene economisch-planologische overwegingen.
De bedoeling van dit artikel is er op te wijzen
dat er bepaalde gebieden zijn die uit economisch-
planologisch oogpunt optimaal zijn. Wanneer de
structuurschets modellen geeft over de toekomstige
groei van de bevolking, uitgaande van een in
wonertal in 1966 van 295.400 tot respectievelijk
480.000, 600.000 en 750.000 inwoners in het jaar
2000 voor model A, B en C, dan mag men toch
wel een aanduiding verwachten over de vraag in
welke gebieden deze bevolkingstoename het beste
opgevangen zal kunnen worden. Dat is voor de
ontwikkelingen in de provincie van het grootste
belang. Zoals reeds gesteld zijn hiervoor de ver-
keersstructuur en de ligging van de industriegebie
den van doorslaggevende betekenis. Met name
voor de huidige zwaartepunten Middelburg en
Vlissingen houdt dit belangrijke consequenties in.
Zij vormen een onderdeel van de toekomstige
meest westelijk gelegen Noord-Zuid verbinding. De
ervaring heeft geleerd dat dergelijke grenssituaties
nooit optimaal zijn. Daarbij komt dat uitbreiding
van de industriële activiteiten naar binnen toe
gericht moet zijn, dat wil zeggen van deze zwaar
tepunten vandaan en naar de centrale Noord-Zuid
verkeersas toe. Hieruit volgt dat men voor dit
gebied geen infra-structurele investeringen dient te
doen op middellange en lange termijn. Men kan
hoogstens denken aan een afronding van de tot
stand gekomen ontwikkelingen, dat zijn dan wat
wij zouden willen noemen korte termijn investerin
gen. Maar op middellange en lange termijn is de
centrale Noord-Zuid as ZierikzeeGoesTerneu
zen, naast de tot ontwikkeling te brengen industrie
gebieden, optimaal, waarbij het gebied van Goes
het zwaartepunt vormt als verzorgend gebied.
Eigenlijk zouden deze economisch-planologische
prioriteiten in deze ontwikkelingsschets gesteld
moeten worden. Dat is jammer genoeg slechts zeer
ten dele gebeurd. Men kan natuurlijk politieke prio
riteiten stellen. Maar de politici kunnen de eco
nomisch-planologische optimale mogelijkheden niet
ongestraft lange tijd negeren zonder onnodige
hoge investeringen te doen en zonder de belangen
van de provincie en de nationale belangen te
schaden.
Goes, 11 juli 1967
208