Afb. 7. Het „eilandje" te Kapelle; gracht rondom het voormalig slot Maelstede. fielsleuf gegraven door enthousiaste leden van de A.W.N. onder leiding van de heer J. v. d. Berg. Het zou te ver voeren op deze plaats uitvoerig in te gaan op het resultaat van het onderzoekje, dat wat betreft de Karolingische gracht vrij ne gatief uitviel. Eén uitspraak durf ik er toch wel aan te ver binden: Het lijkt me zeer wenselijk dat er door bodemkun- digen en archeologen nog eens een uitvoerig onderzoek wordt ingesteld naar deze uit de Noormannentijd daterende volks burcht. In MIDDELBURG onderzochten we een in 1966 ontdekte Ro meinse vindplaats op het nieuwe industrieterrein. Het onder zoek waarvan we ons aanvankelijk wel wat hadden voor gesteld, bleef beperkt tot één dag graven (met een Atlas machine). Grondboringen, verricht door de heer Kleinstra van de Geologische dienst, wezen uit dat de vindplaats van beperkte omvang was. Bovendien waren de mogelijkheden tot graven beperkt door de aanwezigheid van nieuwe drains en een vorig jaar aangelegde weg met brede berm, welke on aangetast moesten blijven. Het onderzoek heeft niets nieuws opgeleverd zodat we hier wel mogen verwijzen naar het jaar verslag van 1966. Verder zijn er in Middelburg op een binnenplaatsje van de abdij, bij de provinciale bibliotheek, bij het graven van een put voor het plaatsen van een olietank, menselijke skeletten gevonden. Aangezien stratigrafische aanknopingspunten en da- teerbaar schervenmateriaal ontbraken, bestaat geen zekerheid over de datering. Vermoedelijk hebben we te doen met be gravingen uit omstreeks de 15de eeuw. In een bouwput tegenover het bejaardentehuis „Ter Mante ling" bij DOMBURG is door de heer Overzee van de geolo gische dienst, na een „tip" onzerzijds dat daar mogelijk een belangrijk bodemprofiel bestudeerd zou kunnen worden, een voor driekwart volledig potje van inheems, handgevormd aardewerk gevonden, vermoedelijk nog daterende uit de voor- Romeinse Ijzertijd. De vondst lag niet op het veen, maar op of in de klei van een vroege kreek van voor-Romeins of vroeg-Middeleeuwse ouderdom (vgl. de IJzertijdvondsten te Oostkapelle in het jaarverslag van 1966). Op de noordwest-kust van Walcheren spoelen niet zelden voorwerpen aan van Romeinse ouderdom. Tussen WESTKAPELLE en DOMBURG vond de heer J. v. d. Berg op het strand een bodemfragment van een terra sigillata-kom waarop het (he laas afgebroken) stempel van de pottenbakker voorkomt. We lezen )CIVS F, maar aangezien er tientallen pottenbakkers namen bekend zijn met de naamsuitgang CIVS, is het verre van eenvoudig de naam te completeren (de letter F is de afkorting van FECIT „gemaakt door"). Vroeg of laat komen we een afgebeeld volledig stempel zeker wel eens tegen in de vakliteratuur; voorlopig hebben we van het gevonden stem pel een afdruk gemaakt op ware grootte en dit opgenomen in ons kaartsysteem, zodat we het ten alle tijde kunnen ver gelijken naar lettertype, grootte enz. Verder vond de heer v. d. Berg op het strand van CADZAND ook nog een terra sigillata-scherf versierd met reliëfs. Het was een fragment van een in een vormschotel (met ingedrukte figuren) vervaar digde kom, afkomstig uit het Oost-Gallische pottenbakkers centrum te Rheinzabern. Aangezien uit dit centrum vrijwel alle namen van de pottenbakkers en de door hen gebruikte figuren bekend zijn, was het niet moeilijk via de zichtbare figuren de naam van de maker te weten te komen. Het is IVLIVS (II) of IVLIANVS (I); datering eerste helft van de 3de eeuw. Op het eiland Tholen is het onze correspondent de heer J. Jasperse uit St.-Maartensdijk, die overal ijverig in en op de grond rondspeurt. Dit jaar vond hij weer scherven uit de Romeinse tijd te POORTVLIET waar hij jaren geleden al eens mooie vondsten heeft gedaan, onder andere een armband van donker-violet glas, versierd met gele glasdraad. Het sieraad gaat als type terug tot de La Tènetijd (Ijzertijd). In ST.-MAARTENSDIJK heeft dr. J. G. N. Renaud (R.O.B.) zijn onderzoekingen op het „Hof" (ook wel bekend onder de naam „Het slot van Jacoba van Beieren") met succes voortgezet. Het onderzoek in 1967 bracht onder andere een vrij volledig plan van de stoeterij van Heer Frank van Borsselen aan het daglicht; het voornaamste gebouw bestond uit een grote stal van ongeveer 30 x 12 meter (drieschepïg). Het plaveisel lag nog grotendeels op haar plaats. Van Schouwen-Duiveland is er weinig nieuws te vermelden. Op het strand van WESTENSCHOUWEN kwamen weer over blijfselen van het vroegere dorp van die naam voor de dag (afbeelding 8). In opdracht van het Waterschap Schouwen- Duiveland schijnt er een oude welput te zijn uitgegraven (bericht uit de Zierikzeesche Nieuwsbode van 18 april 1967). Officieel is er van deze vondst geen melding gemaakt, zodat het me onbekend is waar de vondsten „een kogelpot, een kan en een kookpot" gebleven zijn. Het gaat ons niet zo zeer om het „hebben", maar wel om het „weten". Vooral zo genaamde „gesloten vondsten", dat zijn vondsten die bij voorbeeld uit één bepaalde afvalkuil of waterput komen en die elkaar in tijd daardoor dikwijls maar weinig ontlopen, ver dienen altijd extra aandacht. In de haven van Zierikzee zijn enkele fraaie 17de-eeuwse kannen opgebaggerd. Ze zijn niet in het gemeentemuseum 249

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1967 | | pagina 13