en de troebele tijden van oorlog waren oorzaak dat zo'n ramp kon plaats grijpen. Vier jaar na dien, nadat toch hier en daar wat herstellingen verricht waren, sloeg de zee weer toe en kwam tot voor Beveren, Verrebroek, Vracene en St. Gillis, ja zelfs tot vlak bij Hulst. Eens dat het water door de buitendijken gebroken was kwam het in de lage uitgeturfde moeren waar de slechts lage binnendijken geen partij voor het watergeweld waren. Het dorp Saeftinghe en enkele stukken land bleven voorlopig nog droog, doch de Staatse troepen sta ken in 1584 de laatste in takt gebleven dijken door, waardoor de totale vernietiging van Saeftinghe en van een deel van noordoost-Waasland een feit geworden was. Zo hebben natuur en mensenhan den samengewerkt bij de ondergang van een vruchtbare landstreek. Aanvankelijk bleef alles vloeien, tot zich op het eind van het 12-jarig be stand enige bedijkingsactiviteit begon te ontwik kelen. Het waren nu niet meer de monniken en de lekebroeders, die het land weer op de zee zouden herwinnen. Nu waren het de rijke en in de gunst staande adelijke geslachten en vermogende grondeigenaars die de inpolderingen konden ter hand nemen. Als voornaamste kunnen genoemd worden de hertogen van Aremberg, gunstelingen van de Spaanse koning, die tot aan de eerste 262

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1967 | | pagina 26