Fig. 2 heeft het jaren geleden al geconstateerd. Zeven, acht man sterk staan wij om de paal, die, afge zien van het rafelige gat in zijn romp, een solide indruk maakt. Uit een kampeerhuisje aan de rand van de Stop- pelbergen komt iemand informeren of we in het zand zijn vastgelopen; dat gebeurt daar wel vaker. De man wil een schop halen. Maar nee, vastge lopen zijn we niet, we schouwen een grenspaal. Die staat daar al sinds 1843 te recreëren op een driesprong tussen het naaldhout, even ten zuiden van de buurtschap De Platluis. Van de hoge Brabantse kant gaat het met een om weg op het westen aan, het polderland in. Aan een nederige waterloop, op de Belgische kaart aangeduid als „Le ruisseau mitoyen dit Kabel jauw" vinden we een grenspaal, die zich laat wrikken als een melktandje, dat op het punt van uitvallen staat. Dit feit wordt genoteerd, daar moet wat aan gedaan worden: een grenspaal, wil hij met recht die naam dragen, moet onwrikbaar zijn. Even verder heeft een zuinige veehouder het prik keldraad, dat zijn koeien binnen de wei houdt, om no. 267 gewonden. Een van de Belgische heren haalt de schouders op. Alia, het is tenminste geen schrik draad. Elders heeft het vee de onwaardige ge woonte aangenomen de staart op te lichten ter hoogte van België's en Nederlands wapenschild. Het is ronduit een bekakt gezicht, maar ach, het vee is onvernuftig en gietijzeren leeuwen zijn lank moedig. Geen melding. Achter Zandvliet rijden we over opgespoten indu strieterreinen van Botlekse afmetingen tot de weg in een zandwoestijn eindigt. Te voet, over de bielzen van een werkspoor, bereiken we tenslotte paal no. 268. Hij staat op buitendijkse grond en blijkt op een stukje van zestig centimeter na te zijn on- dergeslibd. Wat te beginnen met een grenspaal, die langzaam maar zeker onder het Scheldeslib verdwijnt! De gemeentetimmerman van RiIland-Bath bouwt er, voor rekening van twee koninkrijken, een ducdalf overheen. Het is geen goedkope oplossing, maar het uitgraven en nauwgezet herplaatsen van een grenspaal is geen sinecure. Een proces-verbaal van 24 juni 1947 maakt melding van een herplaat sing ergens tussen Putte en Berendrecht. Het ging toen om een zogenaamde kleine, een hardstenen paal die vernield was en door een betonnen ver vangen werd. „Nadat het centrum van de vernielde paal nauwkeurig op het terrein met behulp van Fig. 3. De ducdalf rond paal 268 266

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1967 | | pagina 30