Zeeuwse kroniek
M P. de Bruin
Heemkundige kring
Voor ons ligt het jaarboek 1965/1966 van de Heem
kundige Kring West-Zeeuwsch-Vlaanderen dat in de
vergadering van 25 november symbolisch aan de leden
werd overhandigd. Uit het jaarverslag over 1966 blijkt
dat de kring sterk is gegroeid. Meer dan 300 leden
telt deze vereniging die op allerlei gebied grote activi
teit ontplooit. Hiervan getuigt ook dit jaarboek waarin
naast welgewrochte artikelen in kleinere bijdragen
bijzonderheden uit de streek worden verteld. Ch. J. A.
Bukkens vervolgt zijn kerkgeschiedenis van Sluis met
een beschrijving van de St.-Annakerk te Muiden waar
van in de troebele tijden rond 1600 alleen een ge
deelte van de toren is blijven staan. ,,Wie het trotsche
Godshuis gekend had, zoo als het voorheen zijne
tinnen en zijn torentrans ten hemel hief, zooals het
met zijn inwendigen luister Mude's aloude heerlijkheid
verkondigde, hij zou het, van alles beroofd en ver
woest, niet herkend hebben in zijne puinhoopen."
Dit is de stijl van ds. H. Q. Janssen die in 1850 een
boek over St.-Anna ter Muiden heeft geschreven.
Bukkens vermeldt hoe in 1653 voor de hervormde
eredienst een kerk tegen de toren aan werd gebouwd.
Uit een archeologisch onderzoek rond de kerk in 1961
is duidelijk gebleken dat de oude kerk een kruiskerk
is geweest. Bij het onderzoek kwamen potten voor de
dag waarin zich beenderen van pas geboren kinderen
bevonden. De vroegere directeur van de Rijksdienst
voor het oudheidkundig bodemonderzoek meende dat
het hier ongedoopte kinderen betrof die niet in ge
wijde aarde mochten worden begraven. De schrijver
vermeldt verder gegevens over Hei I Ie en andere
geestelijke instellingen.
Franse inval
G. A. C. van Vooren, die uit de archieven al heel
wat heeft gepubliceerd, heeft in het jaarboek een in
het gemeentearchief van Aardenburg bevindend me
moriaal bewerkt afkomstig van de eerste schepen van
Aardenburg: Elias Vermere. Het geeft een relaas van
de gebeurtenissen, voornamelijk te Aardenburg, van
voor, tijdens en na de Franse inval in 1794. Het ver
haal is daarom zo goed omdat het op een bewogen
maar gewone manier vertelt wat er voorgevallen is.
De gedragingen van de mensen in deze woelige tijden
worden goed getekend. In juli 1794 was alles en
iedereen in rep en roer.
,,Een grote menigte uit Oostenrijks Vlaanderen, zowel
geestelijke als anderen, tot de bisschop van Brugge
met zijn beste koets toe, die ik zelf in persoon gezien
heb, kwamen te Aardenburg om verder te vluchten
naar Zeeland. Men hoorde dagelijks niets anders dan
van doodschieten, verbranden en in Frankrijk bij me
nigte het hoofd afkappen door de guillotine. Die was
niet heel ver meer van ons vandaan, zodat wij niet
anders verwachtten, of het zou bij ons ook zo gaan,
indien God het niet zou verhoeden." Om nog een
stukje te citeren: Diezelfde woensdag 2 juli kwam
neef Johannes Bijbau, tweede burgemeester, 's mor
gens voor dag en dauw voorbij mijn huis en zag er
heel droevig en ingetogen uit. Ik stond voor, groette
hem en vroeg: ,,Waar naar toe?". Hij zei: Ik ben
een rijtuig wezen huren. Ik ga ook weg naar Zeeland."
Ik stond verbaasd, zeggende: Als zo een man als gij
weggaat, wat moet er dan van onze plaats en burgerij
worden, daar gij ook nog de Franse taal kunt spreken."
Hij zei daarop: Ik heb geen vrouw of kinderen, waar
ik ben is het al. Ik wil mijn leven niet in gevaar bren
gen. Ik kan wel begrijpen hoe ^het zal gaan als de
Fransen komen. Mijn leven is mij meer waard dan hier
te blijven. Ik wil liever al mijn bedieningen kwijt dan
te blijven." Het gehele stuk staat vol met dergelijke
trekjes.
Ledel
De redactiecommissie heeft het plan opgevat telken
male in een jaarboek een geschreven portret op te
nemen van iemand die veel voor de streek heeft be
tekend. Thans is kolonel Joseph Ledel aan de beurt,
beschreven door dr. H. J. Pabbruwe. Ledel heeft in
1830 en 1831 in Zeeuwsch-Vlaanderen een grote rol
gespeeld uit waardering waarvoor gedeputeerde staten
van Zeeland hem een eredegen hebben geschonken.
Zij schrijven: Indien het 4e District (Westelijk
Zeeuwsch-Vlaanderen) nog aan het wettig gezag van
onze geëerbiedigden Koning onderworpen is, en de
ingezetenen van vele Gemeenten van plundering en
verwoesting, door de opstandelingen, zijn bevrijd ge
bleven, is dit naast God aan Ued. Gestr. moed en
beleid en aan de dapperheid der Officieren en man
schappen, welke onder Uwe bevelen de muitelingen
bestreden hebben, te danken
Heemkundig allerlei
Verder zijn er nog bijdragen van M. A. Aalbregtse:
Stampershoek te Oostburg, van G. A. C. van Vooren:
Een paardendiefstal in 1737, van J. J. Lambert: De
oudste molen van Sluis.
Het laatste gedeelte van dit interessante jaarboek
wordt in beslag genomen door Heemkundig allerlei,
waaruit de liefhebbers veel wetenswaardigs kunnen
putten. Bij de lezing van de bijdrage over de hofstede
Stampershoek te Oostburg, waarin de mening van
Roos over het toponiem Stampershoek voorkomt, dach
ten wij aan een ander toponiem in Oostelijk Zeeuwsch-
Vlaanderen, Oliekot geheten, tussen Lamswaarde en
Kuitaart. Volgens Roos gebeurde het olieslaan in
Vlaanderen stampen genoemd niet altijd met een
windmolen, doch ook in het stampkot, een olieslagerij
met mechanisme, de zogenaamde kweern (handmolen
met molensteen). Dit zou een goede verklaring zijn
voor de plaatsnaam Oliekot.
268