naar de „overkant" brengt 22 nieuwe leden op, maar dit resultaat kon alleen bereikt worden „door de oprichting van een zelfstandig departement in het vooruitzicht te stellen." Oo 1 november 1937 wordt in de bestuursvergadering de mogelijkheid overwogen om meer te doen voor de welvaart. „Het mag eigenlijk niet voorkomen, dat belangrijke vraagstukken zonder dat het departement er ken nis van neemt en zoo nodig zijn stem doet horen, worden afgehandeld." Kon deze stem tijdens de oorlog niet worden ge hoord, anders werd het na de oorlog. In de algemene ledenvergadering van 27 april 1946 wordt besloten het Departement Middelburg tot een departement voor de gehele provincie te maken. Van die tijd af is het Departement Zeeland. Ir. M. de Vink, de nieuwe voorzitter, bespreekt het werkprogramma. Het departement moet trachten een actieve rol te spelen in de welvaartspolitiek van onze provincie. Als concrete punten worden genoemd: bevordering van de industrialisatie, aan dringen op verbeteringen in verkeer en vervoer en het wekken van belangstelling voor de Zeeuwse pro blemen bij het centrale gezag. Dit was nog lang niet alles. Het departement moest op de bres staan voor de bevordering van cultuurtechnische werken, landaanwinning en droogmakerijen. „Hier bij wordt gedacht aan de Poel ten zuiden van Goes en bovenal aan het zogenaamde drie- eilandenplan, dat de vereeniging door droogma kerij van Walcheren met de beide Bevelanden be oogt." Vervolgens staat een congres van een of twee da gen op het programma waar sprekers van impor tantie hun mening over de Zeeuwse problemen kunnen belichten. Dit congres werd op 4 en 5 ok tober 1946 te Middelburg gehouden. Nog altijd legt de bundel voordrachten en discussies getuigenis af van een zeer belangrijk initiatief. Onder de titel: De economische toekomst van Zeeland, zijn opge nomen de inleidingen van ir. C. Staf over de ontwikkelingsmogelijkheden op agrarisch gebied en van ir. F. Q. den Hollander over het verkeer in Zeeland. De heren Kohnstamm en Schoenmaker compareren in deze bundel met inleidingen over industriële mogelijkheden en vestiging van nieuwe industrieën. Intussen was op de bestuursvergadering van 16 mei 1946 nog een belangrijk onderwerp naar voren gekomen. In deze vergadering werd de wenselijkheid besproken tot het in het leven roepen van een studiecommissie van 9 personen die aan het departement een rapport zou moeten uitbrengen omtrent de plannen die in Zeeland le vensvatbaarheid bij het welvaartsstreven kunnen hebben. Gedacht is aan de volgende samenstelling: een historicus, een agrariër, een planoloog, iemand voor de behartiging van culturele belangen, een sociaal jurist, een bedrijfseconoom, een socioloog, een stedebouwkundige en een opvoedkundige spe cialist. Of deze commissie in een of andere vorm gestalte heeft gekregen is niet duidelijk, maar zij zou op het ogenblik nog volop een taak hebben. Vanaf 1946 is het Departement Zeeland voortge gaan met initiatieven en acties: voor een M.T.S., voor de visserij, voor verbetering op verkeers- en vervoersgebied, bedijking van Zeeland in verband met de ramp van 1953, onderwijs, bedrijfsleven, mammoetwet, werkgroep vliegveld Midden-Zeeland, symposium vaste-oeververbinding Westerschelde met later het plan-Lievense en de daaruit voort vloeiende commissie van drie. Het is slechts een greep, die echter voldoende laat uitkomen dat het Departement Middelburg, later Departement Zee land, voortgekomen uit een kleine selecte kring, thans een ruime vertakking heeft en breed gewor teld is in de Zeeuwse samenleving. Anderhalve eeuw en vitaler dan ooit is het memo reren waard. Niet juist is het jaartal 1816 met de daar genoemde naam in artikel 1 van de statuten. Voor een departement met een zo eerbiedwaardige ouderdom telt een jaartje niet. 2) J. Bierens de Haan: Van Oeconomische tak tot Neder- landsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel, 1777- 1952, hoofdstuk 1. Uit andere gegevens worden nog de partementen te Sluis en Veere genoemd, die in de 18e eeuw niet meer dan ééndagsvliegen zijn geweest. 3) De secretaris gaf de stand op per 1 januari 1968 onder voorbehoud dat de maand december nog nieuwe leden kon brengen. 4) S. Sr. CoronelMiddelburg voorheen en thans. Middel burg, 1859, pag. 213. 5) Alsvoren, pag. 211 en 212. 6) Bronnen tot de geschiedenis van den Levantschen handel, 4e deel, 1765-1826, 2e stuk. Rijks Geschiedkundige Publi- catiën, gr. serie, no. 120. 7) W. S. Unger: Middelburg in omtrek. Middelburg, 2e druk 1966, pag. 67. 8) Notulenboek 1825-1852. Het archief is aanwezig op het Nederlandsch Economisch-Historisch Archief te 's-Graven- hage. 9) Zie noot 4. 10) M. C. Verburg: Industriële bedrijvigheid op Walcheren ge durende de tweede helft der 19e eeuw. Zeeuws Tijdschrift, jrg. 1, pag. 17 e.v. n) Notulenboek 1910-1946. 243

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1967 | | pagina 7