n band met besmettingsgevaar. In het zuiden heerste in die tijd de pest. Na 1700 neemt het aantal begrafenissen af. De gemeente wordt steeds kleiner en bovendien is er in 1704 een nieuwe joodse begraafplaats binnen de vest geopend. Hoewel de oude begraafplaats in 1721 pas half vol is, wordt er na dat jaar niet meer begraven. Dan liggen er ook vijf Hoogduitse joden. Bij ontstentenis van een Portugees-joodse ge meente in Middelburg wordt het toezicht op de begraafplaats opgedragen aan de Portugees- joodse gemeente van Amsterdam. Deze heeft het met dit toezicht niet al te nauw genomen. De Hoogduitse rabbijn, attent gemaakt op de erger lijke toestanden op het kerkhof, bezoekt in 1771 de graven, die geheel onder gras en onkruid schuil gaan. Er wordt zelfs groente verbouwd tus sen de stenen. Het blijkt, dat de begraafplaats is verhuurd aan Roeland van der Vlies, die het recht heeft er een soort moestuin op na te houden. De rabbijn, Josua Aaron Lipschütz, acht dit een on waardige bestemming van de begraafplaats en on derneemt stappen het kerkhof in eigendom te ver werven voor de Hoogduits-joodse gemeente. Dit is niet direct gebeurd. Er wordt of er is een hofje op gebouwd, misschien wel een soort uitspanning. Het kerkhof wordt rond 1780 ook wel als „speel hof" aangeduid. Na lange onderhandelingen wordt het hofje aangekocht. Uit de vorige eeuw zijn er weinig berichten over de toestand van de begraafplaats. Die er zijn duiden er wel op, dat het er treurig mee gesteld was. Er zijn wat buitenhuizen langs de Seissingel verrezen en om niet voortdurend met het „Me mento mori" geconfronteerd te worden, heeft men een schutting rond het kerkhof geplaatst. Het on kruid groeit manshoog en van de zerken is niet veel meer te zien. Het is misschien wel tengevolge van een misverstand, dat er na 1900 van Engelse zijde belangstelling voor het kerkhof komt. Hoewel hiervoor geen bewijzen zijn, lijkt het mij, dat men naar een ander graf heeft gezocht, dan er na nauwkeurig graaf- en ontcijferwerk te voorschijn komt. Toch moet de voldoening groot zijn ge weest van de pionier, die het volgende grafschrift blootlegde (afb. 1 SA DO DOCTOR SEMVEL FO DO HAHAM MENASSEH BEN ISRAEL FALECEO EM 4 TISRI 5418 Vertaling Sepultura graf van Doctor Samuel Zoon van de godgeleerde Manasse Ben Israel Gestorven op 3 september 1657 Deze steen wordt op een kleine verhoging ge plaatst en voorzien van het volgende randschrift: Deze steen en dit kerkhof zijn door eenige Engelsche vereerders van Semuel Ben Me- nasseh Ben Israel gerestaureerd in 1912. MENASSEH EN SEMUEL BEN ISRAEL Menasseh of Manasse ben Israel (1604-1657) had zich na zijn komst in Nederland in Amsterdam gevestigd, waar hij rabbijn werd van de Portugees-joodse gemeente. Behalve geestelijke was hij echter ook historicus, politicus, filosoof en boek drukker. Als historicus was hij van plan een vervolg te schrijven op de geschiedschrijving van Flavius Josephus, een voornemen, dat hij niet heeft kunnen uitvoeren. Zijn politieke activiteiten doen rond 1640 bij hem het plan rijpen, zich aan te sluiten bij een kolonie van joden in Brazilië, waarvoor dan echter het gunstigste moment al voorbij is, zodat ook dit voornemen onuitgevoerd blijft. De filosoof is bevriend met Hugo de Groot, Vos en Van Baerle en moet tot de scherpste geesten van zijn tijd gerekend worden. Wanneer hij na zijn komst in Amsterdam ontdekt, dat er geen joodse drukkerij in zijn nieuwe vaderland is, wordt hij boekdrukker. Spoedig voorzien zijn persen heel West-Europa van joodse lectuur en in 1636 verschijnt bij hem een Pentateuch in kwarto. Daarnaast ziet hij kans de beroemd geworden kaarten van Willem Jans- zoon en later van Joan Blaeu te drukken, waarmee het top punt van technisch kunnen wordt bereikt. In dit artikel is Manasse echter in de eerste plaats vader van zijn zoon Semuel of Samuel. Manasse heeft twee maal een schrijven gericht aan de Engelse lord-protector, waarin hij vraagt de joden, die in 1290 werden verbannen, weer toe te laten in Engeland. Samuel zal het verzoek mondeling toe lichten en komt op 1 september 1654 in Engeland aan. De onderhandelingen duren niet minder dan drie jaar en in de loop van 1655 gaat Samuel naar Nederland om zijn vader te halen, wiens aanwezigheid in Engeland blijkbaar gewenst is. Het resultaat van de missie blijft voorlopig uit; pas in 1663 wordt de verbanning opgeheven en dan door Karei II Cromwell laat slechts enkele families toe. In de drie jaar, die Samuel doorbrengt in Engeland, bezoekt hij ook enkele universiteiten, onder andere die van Oxford. Zijn kennis maakt daar zoveel indruk, dat hij een tweetal (ere)doctoraten aangeboden krijgt: in de wijsbegeerte en de geneeskunde. Volstrekte zekerheid hierover is er evenwel niet. Zijn bul is later wel voor een vervalsing gehouden en men heeft alles in het werk gesteld om aan te tonen, dat hij op de dag van de promotie, 6 mei 1655, nooit in Engeland kan zijn geweest. Dat laatste is evenwel voldoende weerlegd. Lang heeft de promovendus in elk geval niet van zijn ver worven graden kunnen genieten. In 1657 sterft hij, in septem ber. Volgens sommige bronnen is hij in Londen gestorven, Afb. 1. Het graf van Samuel ben Israel Het was deze zerk, die de Portugees-joodse begraafplaats be hoedde voor algeheel verval. Het randschift is duidelijk lees baar.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1968 | | pagina 11