De Hoogduitse joden leiden een weinig opvallend
bestaan. Een zeer accuraat onderzoeker tekent in
die tijd aan, dat zij relatief bijzonder weinig ver
oordelingen oplopen. Het zijn dus alleszins eer
zame burgers, hoewel ze niet in aanmerking ko
men voor onderstand uit de stadskas, zelfs niet na
hun bekering tot de gereformeerde religie. Ook
zijn niet alle beroepen hun toegestaan. Er zijn
betrekkelijk veel makelaars en chirurgijns onder
hen, waaraan in ons land in die tijd misschien
behoefte is geweest. In deze tijd wordt het ook
regel, dat joden niet langer gehouden zijn eden
te zweren. Zij behoeven desgevraagd slechts een
soort verklaring te bevestigen met „Amen".
Binnen de gemeente is het lang niet altijd pais
en vree. Van deze onenigheden bestaan uitge
breide rapporten, want naar hun gewoonte leggen
ze de twistpunien voor aan de raad van Middel
burg. Het is bijna altijd het naleven van de regle
menten, waarvoor de krachtige arm van burge
meesters en raden nodig is. Op 8 april 1758 krij
gen dezen zelfs het verzoek enkele parnassijns
(oudsten) te verbannen Ook hier zijn de
wereldlijke heren lankmoediger dan de kerkelijke.
De stadsbode wordt naar de Heerenstraat ge
stuurd, om namens de burgemeesters tot orde te
manen. Het zijn vooral de halfjaarlijkse stemmin
gen over het al of niet aanhouden van rabbi,
beestensnijder en kerkdienaar, die een bron zijn
van meningsverschil. In 1774 wordt rabbi Lip-
schütz, die wij al tegenkwamen in de Jodengang,
afgestemd, maar gelukkig ziet hij zijn mandaat
door de burgemeesters verlengd
Over de begraafplaats, die nog altijd in gebruik is, valt
weinig te melden. In 1759, op 16 augustus, komt er een schrij
ven van het stadsbestuur bij het bestuur van de synagoge
binnen, waarin geklaagd wordt, dat ,,die van de Joodse Natie
niet genoegsaem accuraet en tijdig" opgave doen van ge
boorten en sterften. Dit heeft blijkbaar niet geholpen en na
nog enkele vergeefse aanmaningen besluit het gemeentebe
stuur in 1778 op 3 januari, dat er voortaan maandelijks een
opgave moet worden gedaan, op straffe van een dwangsom
,,ten profijte van den Nederduitschen armen dezer Stad
De kolonisaties zijn al even terloops genoemd. De calvinisten
van Middelburg waren werkelijk niet de eersten, die naar
deze oplossing" streefden. De emigratie, die veel op depor
tatie leek, was vanouds in Spanje en Portugal tamelijk popu
lair geweest, later ook in Frankrijk. Weer waren het hoeren
en misdadigers, in wier gezelschap de joden in de Nieuwe
Wereld een maatschappij moesten opbouwen. Oost-lndië was
voor de joden niet aantrekkelijk met het oog op de talrijke
Chinezen, wier activiteiten té veel met de hunne parallel
liepen. Dus bleven over Brazilië, tot het ,,versuymt" werd en
Berbice, Demerarij en Essequibo, later ook Suriname en de
Antillen, die voor de vestiging van joden in aanmerking
kwamen. Een succes werd het alleen in Brazilië, waaraan met
het vertrek van Johan Maurits van Nassau een ontijdig einde
kwam. De vestiging vond over het algemeen plaats onder
auspiciën van de Westindische Compagnie, die vanouds in
Middelburg heel wat in te brengen had. Onder haar be-
stuurderen zien we ook enige joden optreden, van Zuid-
europese afkomst. Ook Manasse Ben Israel liep, zoals we
zagen, met het plan rond zich in te schepen naar de West.
Het is niet te zeggen, of het de meest ondernemenden waren,
die naar elders vertrokken, of dat misschien het omgekeerde
het geval is geweest. Zowel Portugese als Hoogduitse joden
hebben gebruik gemaakt van de gelegenheid tot emigreren,
ook uit Middelburg vandaan. Brazilië was voor de Portugese
joden natuurlijk bijzonder aantrekkelijk, terwijl ze als geheel
beter tegen het klimaat in Zuid-Amerika waren bestand dan
de Nederlanders zelf. De Braziliaanse joden zijn na de terug
gave van de kolonie aan Portugal meestal naar Suriname of
Curasao gegaan; niet zelden ook keerden zij terug naar
Amsterdam, dan nog altijd de beste stad voor de joden.
Onder de Hoogduitse joden wordt eveneens propaganda ge
maakt voor vestiging in de koloniën. Het is wellicht met het
oog op hun geringere welstand, dat ze, om naar de West te
mogen, moeten beschikken over genoeg geld om ,,een plan-
taadje" te kopen. En alle joden moeten hun slaven de zon
dagsrust laten eerbiedigen De laatste groep joden, die
vertrekt in het kader van de kolonisatieplannen, is er één
met bestemming Suriname, in 1788.
MIDDELBURGS ISRAËLITISCH
LEVEN IN DE 19E EEUW
De Franse tijd is voor de joodse gemeente in Mid
delburg geen slechte, althans niet slechter dan
voor de andere burgers. Koning Lodewijk Napoleon
organiseert het joods-kerkelijke leven in een Op-
perconsistorie, dat door Willem I later uitgewerkt
zal worden. In 1809 verandert de naam van de
gemeente van Hoogduitse Joodse gemeente in
„Hollands Hoogduitse Israëlitische gemeente" om
tenslotte in 1815 „Nederlands Israëlitische ge
meente" te worden. Evenals de andere kerken
roraen ook de joden verplicht te bidden voor de
koning op diens verjaardag in 1808 en voor de
koningin, die dan in de zesde maand van haar
zwangerschap is, zoals de notulen nauwkeurig
vermelden. Het is de latere Napoleon III, die dat
jaar geboren wordt.
Op 26 februari 1814 organiseert koning Willem I
het Joodse kerkgenootschap, nog vóór de Her
vormde kerk en de Doopsgezinde sociëteit. Vanaf
12 juni 1814 zal het land 12 hoofdsynagogen tellen,
waaronder één in Middelburg. Alleen in Amsterdam
en Den Haag zullen aparte Portugese synagogen
blijven bestaan; overal elders is er voortaan één
joodse of Israëlitische gemeente. Het oppertoe
zicht berust bij de Hoofdcommissie tot Zaken der
Israëlieten, in wezen het Opperconsistorie van Lo
dewijk. Als alle Oranjes draagt Willem I de joden
een goed hart toe: voor hem zijn het volwaardige
staatsburgers en in de naam Israëlitisch wordt
uitgedrukt, dat ze alleen een aparte kerkelijke
groepering zijn.
In deze tijd zijn er ongeveer 42.000 joden in Ne
derland, van wie 241 in Middelburg. De „Popu
latie of het getal der zielen" van de gemeente te
Middelburg vermeldt op 1 januari 1818 de volgende
geslachtsnamen: Alvaris, Andriessen, Alberg, Boas-
son, Braasem, Bermet, Azijnman, Beer, Benjamin,
Baager, Branders, Borstrok, Barendse, Content,
Deutz, Eisenstadt, Van Emden, Groen, De Groot,
Goubetz, Hendrix, Hartz, Isaacson, Israel, (de)
Koster, Kohraad, Kelin, Louyson, Van Lissa, Leeuw
aarde, Levy, De Lange, Levieson, Van Muiden,
Offenbach, Praag, Polak, Pinto, Parijs, Prent, Ru
bens, Spier, Siesson, Sanders, Sametini, Worms,
Wallach, Van Zon, De Zeeuw en Zara.
Het zou te ver voeren de interne kerkelijke struc
tuur van de Midelburgse Israëlitische gemeente
te behandelen. In wezen verschilde deze in niets
van die in andere plaatsen. De inkomsten van de
kerk bestonden uit contributies, subsidies, legaten,
collecten, offergeld, verhuur van zitplaatsen (jaar
lijks bij opbod) en opbrengsten van onroerende
goederen en obligaties. Specifiek rituele inkomsten
waren bijvoorbeeld de opbrengst van de rituele
slachting en van het rituele bad. Dit bad bevond
13