het ledental. Al deze gemeenten waren door bijzondere omstandigheden in Middelburg tot bloei gekomen en de voor waarden voor hun vestiging waren reeds lang vervallen. Het aantal joden mocht dan verminderen, hun activiteit zeker niet. Grote zaken aan de Markt, de Lange en Korte Delft en de Gortstraat zijn in joodse handen. Vooral in de textiel handel nemen zij een grote plaats in. Verder zijn er drie jood se slagers, die onder toezicht van de sjochet het kosjervlees kunnen leveren. Er is een joodse bank, verder een juwelier, en L. Polak die het toezicht op de begraafplaatsen had, erft van zijn vader een metaalzaakje aan de Nederstraat, dat zich voortdurend uitbreidt en via het Kerspel, de Loskade en de Schoorsteenvegerssingel tenslotte een groot terrein gaat beslaan aan een belangrijke scheepvaartweg. Het zou het enige joodse bedrijf zijn, dat de oorlog overleefde, maar toen had L. Polak het al jaren overgedragen aan zijn zoon. Zoals bekend telden de joden vele beoefenaars van de ge neeskunst. In de 19e eeuw waren het de bekende artsen Van Lissa en Coronel; ook nu is er weer een joods geneesheer, wiens vrouw kinderarts is. Voorzangers in de gemeente waren onder meer H. M. van Beem, L. Frank, L. Koster, M. Mendels en E. Gokkes. Soms waren ze tevens sjochet, in elk geval vaak onderwijzer. Voor het dienstdoen bij begrafenissen kregen de voorzangers een vast salaris van Gamiloth Gasodiem als leraar; vaak kregen ze bovendien een vergoeding per begrafenis. Als bad- vrouw treden op Vrouw Van Wittene en na haar Vrouw Braasem. Rituele diensten werden gedaan door koster Nathan. De geslachtsnamen uit die tijd zijn de volgende: Alberg(e), Boasson, Bouman, Braasem, Van Brakel, Van Coevorden, Cohen, Drielsma, Eijsman, Frank, De Groot, Hes, Jacobson, Jesaijes, Kaas, Kalf, Van Leeuwen, Leydesdorff, De Metz, Meijer, Van Os(s), Polak, Richter, Samethini, Stibbe, Visser, Vriesman, Weijl, Wiener, Van Wittene, Zeckendorff en Zwart- verwer. Vergeleken bij het overzicht van 1818 valt vooral op, dat de typisch Spaans-Portugese namen verdwenen zijn, die soms in een lijst van 1850 nog voorkomen. De spelling van de namen varieert in de verschillende opgaven nogal, zoals bij vergelijking ook blijkt. Het aantal families is kleiner geworden, wat in het licht van het voorgaande geen ver bazing behoeft te wekken. Penningmeesteresse van de vrouwenvereniging is mevrouw C. H. Polak-Drielsma, Rouaansekaai 27. Voor behoeftigen worden kolen besteld bij de Zeeuwsche Kolen Maatschappij aan de Goesche Korenmarkt. Effecten van de vereniging be rusten eerst bij Izaak Boasson Zonen, later bij Van der Meer, eveneens aan de Rouaansekaai, naast de oudste synagoge. Economisch was de invloed van de Israëlitische gemeente niet gering, in elk geval groter dan hier kan worden vastgesteld. Meer dan enig gewest is Zeeland mediterraan beïnvloed, waar aan ook de komst der joden niet vreemd gebleven zal zijn. Ook in politiek en maatschappelijk opzicht zijn ze, evenals de andere staatsburgers, geëmancipeerd: een vooraanstaand lid van de Israëlitische gemeente, eigenaar van een grote zaak aan de Markt, wordt evenals de vrouwelijke kinderarts, lid van de gemeenteraad van Middelburg en na verloop van tijd wethouder van financiën en onderwijs. Ook na de Duitse inval gaf hij er de voorkeur aan op zijn post te blijven De jaren 30 zijn niet de beste in de verhouding Nederland- Israël. De maatregelen in het Duitsland van Hitier wekken wel verontwaardiging, maar het streven van de regering is er vóór alles op gericht, de machtige buren niet te ergeren. De opname van vluchtelingen uit Duitsland op kosten van de joodse gemeenschap in het voor dit doel gebouwde kamp Westerbork, wordt spoedig beperkt en daarna geheel stop gezet. De grens wordt bewaakt en ook kinderen, door hun wanhopige ouders op goed geluk op de trein gezet naar het vrije Holland, zijn niet langer welkom. Dit alles uit vrees, heet het, dat een te royale toelating in Nederland een joden vraagstuk zou scheppen. Geheel denkbeeldig was dit niet. Steeds talrijker worden de stemmen, die uitvoerig betogen, dat de joden geen deel uit maken van onze natie, omdat ze altijd een gemeenschap op zichzelf zijn gebleven. Té veel begrip ontmoet Hitier bij zijn streven af te rekenen met de joden. Langzamerhand worden in de ogen van velen de Nederlandse joden weer de ballingen van voorheen, ,,die van de joodse natie", zoals de magistraat het in de 18e en 19e eeuw uitdrukte. Hoewel in strikt chronologische zin niet tot dit hoofdstukje behorend, keren we nog één keer terug tot de papieren van Gamiloth Gasodiem inzake de begrafenis op 28 april 1941. Voegt men de rekeningen tezamen, dan krijgen we het volgende beeld: Grafdelven 7,50 Rijtuig Wielemaker 7,17Va Lijkdienaars 5,48 Warm water verzorgen 1,50 Loon mejuffrouw Frank 2,50 Loon mejuffrouw Cozijn 2,50 Loon Nathan 10, Loon de heer Gokkes 10, Waschgeld lakens 1,50 Telefoonkosten 4,20 Doodskleeren 35, Houten naamplankje 1,50 Vereeniging 100, Diverse kleine kosten en fooien 3,20 192,0572 De grafdelver J. L. I. Baljeu is dan bijna 25 jaar in dienst bij de Israëlitische gemeente. De rijtuigen worden beurtelings ge leverd door de Gebrs. C. en J. Wielemaker van de Seislaagte en W. Roose uit de Bree. Zij zorgden ook voor de lijk dienaars. Warm water was in het reinigingshuis verkrijgbaar, waar leden van de vrouwenvereniging zorgden voor de was sing. Bij mannen geschiedde dit door mannen. Koster Nathan verrichtte de rituele diensten en godsdienstonderwijzer Gokkes de gebeden. De lakens werden bij ,,De Volharding" gewassen; het telefoneren vond plaats met Terneuzen, de doodskleding werd door de vrouwenvereniging volgens nog aanwezige patronen gemaakt; de stof werd geleverd door M. H. Boasson op de Markt en S. Polak in de Gortstraat. De kist kwam voor rekening van de vereniging en werd geleverd door P. J. de Buck, timmerman en aannemer aan de Walensingel. Als lid van de gemeente had men recht op een vrij graf. Het had een vooroorlogse begrafenis kunnen zijn, ware het niet, dat er naar de familie een verzoek gaat om 50 textiel punten OORLOG, BEZETTING EN BEVRIJDING In aansluiting op de zojuist genoemde begrafenis allereerst nog een enkel woord over de Middel burgse Israëlitische verenigingen, die terloops reeds ter sprake kwamen. Gamiloth Gasodiem of Gemiloet Gasodiem was de begrafenisvereniging. Zij verzorgde de teraardebestelling en regelde de waak- en andere diensten aan de overledene. Bik- koer Gouliem (het bezoeken van zieken) bezocht de zieken, voor zover die in Middelburg werden verpleegd. Was ziekenhuisopname noodzakelijk, dan had men de keus tussen de C.I.Z. (Centraal- Israëlitisch Ziekenverpleging) en het P.I.Z. (Portu gees-Israëlitisch Ziekenhuis), beide te Amsterdam. Bikkoer Gouliem zorgde tevens voor het verstrek ken van kolen en aardappelen aan behoeftigen. Dan was er nog de Dames Gewre (vereniging) Ahawas Sjoloum (Het beminnen van de vrede), die zich bezig hield met het naaien met de hand van de doodskleren en het vervaardigen of repareren van de synagogekleden. In de kerkeraadsnotulen wordt in het midden van de 19e eeuw melding ge maakt van 2 wetsrollen, aangeboden door Bikkoer Gouliem. Dit is waarschijnlijk Ahawas Sjoloum ge weest. Het feit, dat het vaak dezelfde dames wa ren, die zowel in het bestuur van de ene als van de andere vereniging zaten, veroorzaakte tal van vergissingen, waarvoor de betrokkenen veel be grip hadden, zoals in de inleiding reeds werd ver meld. Tenslotte was er nog een jeugdvereniging, Mogein Dovied (Davidsschild of -ster) die onder andere toneelstukken opvoerde. De bescheiden van deze verenigingen zijn de enige gegevens, die tot in de oorlog reiken. 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1968 | | pagina 16