zijn stroomgebied, zullende de commissarissen, bij hunne inspectie, welke zij zoo dikwijls zullen doen als zij gepast achten, hetzij gezamenlijk, na zich ten dien einde verstaan te hebben, hetzij afzonder lijk, met zorg waarnemen alle veranderingen, welke met opzigt tot de gronden en gewone vaarwaters zouden mogen zijn voorgevallen, onderzoekende of ten gevolge dier veranderingen de tonnen en ba kens nog behoorlijk en in genoegzaam getal ge plaatst zijn. Zij zullen zich insgelijks verzekeren of door andere oorzaken, tonnen of baken niet meer op derzelver plaats zich bevinden en veiliger zou den kunnen gesteld worden". Aldus artikel 69. Tonnen dienen voor het aangeven van het vaar water. Het gaat hier om drijvende voorwerpen, want zodra er vaste voorwerpen worden gebezigd wordt er van bebakening gesproken. Bij betonning is er sprake van een heel scala: tonnen, lichtboeien, lichtbruiboeien, belboeien, sparboeien en drijfba kens. Zelfs bij weinig vorst lopen boeien gevaar hun functie te verliezen. Zij worden bij drijfijs bin nen gehaald dat doet men al tientallen jaren en zoals gezegd vervangen door sparboeien, die door vorm en lengte hoog boven water uit steken. Zij prikken, om met de nieuwe Winkler Prins te spreken, gemakkelijk door een ijslaag heen wan neer zij door het ijs onder water zijn geduwd. Wanneer men als gewoon burger hoog in een aanbouw zijnd flatgebouw een staalconstructeur of later een schilder bezig ziet, denkt men aan een gevaarlijk beroep. Uit een gesprek met een van de matrozen van de Frans Naerebout bleek dat de man reeds driemaal zijn ribben had gekneusd om dat hij tussen ton en motorboot was terecht geko men. Bij ruwe zee is het overstappen geen eenvou dige zaak en bij ijsafzetting zijn de gevaren van afglijden nog groier. Het zijn zo van die beroepen waarvan een mens geen weet heeft. We waren nog steeds op weg naar het lichtschip. Op zoek naar gegevens over lichtschepen bleek uit de overeenkomst tussen Nederland en België ter invoering van een nieuw stelsel van verlichting op de Westerschelde van 31 maart 1866, dat er be halve de Noord-Hinder sprake is van vijf licht schepen: een aan de monding van de Wielingen en vier op de Westerschelde. Dat heeft niet zo lang geduurd, want bij een overeenkomst van 2 augustus 1873 wordt bepaald dat een van de vier lichtschepen op de Schelde voorlopig in dienst zal worden gehouden en geplaatst waar zich de behoefte zal doen gevoelen. De drie andere wer den buiten dienst gesteld. Buitengaats werd 23 sep tember 1881 het lichtschip Schouwenbank voor het eerst uitgelegd. Het licht werd in 1925 geëlectrifi- ceerd. Tien jaar later werd het vervangen door een lichtboei. De vraag is of het nu deze boei was die op onze tocht niet functionneerde. Het licht van de Noord-Hinder werd in 1927 geëlectrificeerd. De Zeemansgids voor de kleine vaart beschrijft her niet bereikte doel als gelegen aan de westzijde van de Noord-Hinder: Rood vaartuig met witte gang. Toont op 16 m hoogte wit GS licht (0,3-2,2-0,3-7,2 sec.). Zichtbaar 12,7 mijl. GS groepschitter en de cijfers duiden het karakter aan, waarbij dan vet Reparatie omstreeks 1900 Het inhalen van een boei omstreeks 1910 De kust van Walcheren, 1968

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1968 | | pagina 23