Gouden kraalhaak. Prot. Zuid-Beveland, 19e eeuw Kostuum en sieraad Volledige dracht, d.w.z. die door een gehele familie wordt gedragen, treft men in Zeeland niet meer aan. Het valt natuurlijk te betreuren dat de drachten ver dwijnen, maar het is een logisch verschijnsel en wij kunnen de klok niet terugzetten". Deze constatering kan men vinden in het werk van J. de Bree: Kostuum en sieraad in Zeeland. Des te verheugender is het dat in dit werk de eertijds in de Archieven van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen versche nen Bijdragen tot de kennis der klederdrachten in Zeeland van 1700 tot heden, gebundeld zijn. De be langstelling voor de klederdrachten blijkt uit het feit dat de Archieven waarin de Bijdragen voorkwamen reeds geruime tijd zijn uitverkocht. De Bree paart een grote liefde voor de klederdrachten en sieraden, blijkend uit geduldig en volhardend bijeenbrengen van de gegevens, aan een even grote nuchterheid. Hij weet dat een kunstmatige instand houding uit den boze is, omdat hierin een element van dwang schuilt. „Waar sprake is van dwang, daar ont wikkelt zich tegelijk een neiging om daaraan te ont komen, en dat zou in dit geval kunnen leiden tot een kostuum, dat met alle begrippen van klederdracht spot. Men beware ons voor een klompendanskostuum waarbij de kleren niet worden gedragen doch gesleept en de gore mutsen een aanfluiting vormen van het summum van helderheid der levende dracht". Reeds in 1894 constateerde J. A. Frederiks, dat de mannen over het algemeen meer geneigd zijn om hun oude kledie te verwisselen tegen de moderne dan de vrouwen. In zijn beschouwing over het historisch Zilveren doekplaat. Walcheren, 19e eeuw Kinderdracht. Kath. Zuid-Beveland, ca. 1930 28

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1968 | | pagina 28