ook al in de kruiv/agen die geen mest meer te vervoeren heeft. Kortom, een reclameplaatje uit de tuingids van Turkenburg. Geen koeienvla kan het pad ontsieren. En daar is de boer, een aardige jonge Amerikaan zou je zo zeggen, een levende kleurenfoto uit Life. Twee rijpaarden snuffelen met hun edele hoofden over zijn schouders. Het Zeeuwse paard ontbreekt. Geen koeien, geen knechten, geen kippen; wel, in de voormalige ,,koeienput" tussen rode en witte waterlelies een oosterse kleurenpracht van uitheemse watervogels, en een ren met fazanten en zeldzame sierduiven. Zij spreken nog Zeeuws, deze aardige jonge mensen, al zijn heel wat pittoreske woorden verdwenen, maar ja, wie enkel nog handschoenen van leer van wilde varkens wil dragen moet het woord putokken schrappen. Over hen welft zich ook nog dezelfde Zeeuwse hemel, transparant blauw, met felle wolken. We gaan het huis nu maar niet binnen, hoe gastvrij men ook noodt: alle comfort dat men denken kan, en hoogstens als een relict uit het verleden een tegeltje in een lijstje, een koperen houtbak of een doofpot op een persje een interieur uit Schoner Wohnen. Nu is er ook nog, een eindje verder op, een boerderijtje, zó mooi dat men er als in een sprookje het erf betreedt. Alles in stijl. Kleine ruitjes, groen en wit, en warempel een kousenwaaier vol lange zwarte kousen; de gele steentjes geschrobd, zand in figuren over de plavuizen. Tegeltjes overal, tableaus, hond en poes paars, de kanarie in kleur. Maar het tandeloze wijfje in de rieten stoel, voeten op de stoof, van top tot teen in dracht, blijkt een ex-hoogleraar in privaatrecht te zijn, en de rustieke figuur aan haar zijde, stijf van laken, bombazijn en zilver, een schatrijke ambassadeur in ruste. Waar is de geur van spekpannekoeken, van karnen, van wafels bakken, gedroogde appeltjes op zolder? Die waait enkel nog op uit de recepten in exclusieve damesbladen. De geit stond vroeger aan de kant van de weg, en is nu een zeldzaamheid. Met de armen verdween hun koe. Het „kanthooi", vroeger keurig gesneden langs weg- en slootkant (het verwondde de handen met braam en stug gras) en in een apart soort bundels te drogen gezet bestaat niet meer. Weg en slootkanten worden doodgespoten, ontsieren het landschap al in het vroege voorjaar met dode winterkleur, ruiken vies, giftig. Vroeger, vroeger het vroeger waarvan ik spreek is het Zeeland van zo omstreeks 1930, toen ik een jongen was en alles gretig opnam. Het is dus eigenlijk pas geleden. Is het gek, dat veel mensen een soort heimwee hebben, ook al zouden ze nu niet direct terugwillen? Er is veel nieuws en daaronder heel veel goeds. Maar wat verdween er al niet: natuurschoon, stilte, intimiteit, klederdrachten, dorps- en stedenschoon, allerlei tradities en gebruiken, tot een gedeelte van de eigen taal toe, die schoot er bij in. Boven alles ging echter verloren: stijl. Overal, over de hele wereld, dus ook in Zeeland. Wat er voor al die verliezen in de plaats gekomen is aan winst mag elk voor zichzelf uitmaken, trouwens er zijn aardige boeken over Zeeland-nu. Maar wie in dit nabije verleden terug wil duiken, neme eens een avond om rustig het boekwerk „Zeeland in Beeld" van mr. A. Loosjes te bekijken. (De tekst zullen we maar laten voor wat hij is zie de titel!) Dit boek werd oorspronkelijk in 1930 uitgegeven door Scheltema en Holkema te Amsterdam, en thans op instigatie van de heer B. P. Carrière van Boek- 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1968 | | pagina 5