Onderontwikkeld Zeeland P. J. van der F een Een gebied, dat rijkdommen veronachtzaamt, is onder-ontwikkeld In Zeeuwsch-Vlaanderen is een buitendijks terrein aan de Wester-Schelde, dat te voren na grondige studie als beschermd natuurterrein was aange wezen, nu toegewezen aan een chemische indu strie. De uiteindelijke gevolgen van zulke maat regelen zijn duidelijk. Er is geen beter middel om een dier of plant uit te roeien en uiteindelijk te doen uitsterven, dan de biotoop (d.i. het terrein, dat de soort nodig heeft om te leven) te vernie tigen. Het uitroeien van een soort mogen wij niet afdoen met een sentimentele kreet: „Verarming, och wat jammer!", maar wij moeten bedenken, dat de zuivere en toegepaste biologische weten schappen, voor hun werk ten bate van de gehele mensheid, de nog levende soorten van planten en dieren in de omgeving, waaraan ze van nature aangepast zijn, hard nodig hebben. Daarom wordt het vangen en houden van beschermde dieren voor particulier genoegen of winstbejag terecht vervolgd en gestraft. Wettige maatregelen, die in het groot schade aan dezelfde diersoorten toe brengen, worden in Zeeland toegejuicht, als deze maatregelen geacht worden op korte termijn de welvaart te bevorderen. Indien hier plaatselijke of gewestelijke economische belangen de doorslag geven boven ernstige overwegingen van natuur bescherming, dan worden belangen van wereld omvattende betekenis verwaarloosd. Gebieden van even grote internationale betekenis als het Yellowstonepark, het Zwitserse Nationale Park, de Camargue en het Naardermeer gaan in Zeeland door deltawerken en uitbreiding van in dustrie verloren. De Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam heeft in Zeeland een wetenschappelijk instituut van de eerste rang gesticht, dat o.a. de taak heeft deze verliezen te registreren. De verliezen tegenhouden of beperken kunnen noch de Akademie noch het Instituut te Yerseke. „De Vier Linden" bij Voortrappe tussen 's-Graven- polder en Goes zijn weggepest. Ze stonden te boek als natuurmonument, wat ze nauwelijks wa ren. Ze waren een historisch monument, omdat ze de Zuidgrens van het gebied van de graaf van Holland en Zeeland in de Middeleeuwen mar keerden. Andere grenslinden, die in Zeeland, vooral in Zuid-Beveland, nog voorkomen en hope lijk gespaard zullen worden, zijn van aanmerkelijk lagere orde dan „De Vier Linden" waren. Nieuwe „aanwinsten" van het Zeeuwse landschap eisen brutaal de aandacht op. Ik kan deze het best aanduiden als ontsierende en hardnekkige puistjes: de autokerkhoven. Indien de aanwezig heid hiervan onvermijdelijk is, dan zouden ze toch door beplanting aan alle zijden (niet alleen langs de openbare weg) aan het oog van omwonenden en voorbijgangers onttrokken moeten worden. In dien er wellicht reeds bepalingen van die strekking zijn, dan wordt daar klaarblijkelijk niet de hand aan gehouden. Zeeland is een der weinige provincies, die nog geen provinciaal archeoloog heeft aangesteld. Iedere maand, waarin zulk een ambtenaar ontbreekt, gaan vondsten, waarmee de geschiedenis van Zeeland kan worden opgehelderd en gedemon streerd, geheel verloren of komen buiten Zeeland terecht. Historisch en geologisch onderzoek van de bodem moet de vraag beantwoorden, of Zee land rijst of daalt ten opzichte van de zeespiegel. Miljoenen worden uitgegeven om dijken te ver hogen, maar Zeeland verwaarloost de peilschalen. Het monumentale (oude) Vlissingse stadhuis is door een bedrijf geannexeerd. Het Middelburgse stadhuis wordt misschien binnen afzienbare tijd vervangen door een supermarkt. In de Abdij wordt dan een pretpark ingericht. Deltawet en industrie leggen terecht veel gewicht in de schaal. Daarnaast zou een krachtig en be ginselvast beleid moeten staan om verliezen als de bovengenoemde te voorkomen of te compen seren. Ik zie slechts zwakke en geïsoleerd wer kende tegenwichtjes. 48

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1968 | | pagina 12