SPAARBANK
Dit eerste nutsbestuur was vol goede voornemens
en wist die in snel tempo te verwezenlijken. Zo
werd reeds 8 februari 1819 overgegaan tot stich
ting van de Nutsspaarbank. Daarmee deed men een
typisch nutswerk. Het is namelijk een van de vele
verdiensten van de landelijke maatschappij ge
weest, dat zij het spaarbankwezen hier ten lande
geïntroduceerd heeft. De eerste nutsspaarbanken
werden in 1817 opgericht en de Vlissingse bank
moet dus een van de eersten in Nederland zijn
geweest. Dat het initiatief op prijs werd gesteld,
blijkt wel hieruit dat door burgemeesteren van
Vlissingen wordt goedgevonden dat voor de nuts
spaarbank de bovenkamer van het stadhuis ter
beschikking wordt gesteld, „tegenwoordig dienende
voor audiëntie van de vrederegter". In 1822 mag
ook de bibliotheek van deze ruimte gebruik maken.
De spaarbank was er ten dienste van elke be
woner van Vlissingen en naburige plaatsen, maar
speciaal „voor den minvermogende en zijne kin
deren, en voor dienstbaren". Alle woensdagen
van 12-1 uur kon men inleggen, niet minder dan
25 cent en niet meer dan 25 guldenen en „van
geen hoger bedrag dan van 500 gulden inge
schreven kapitaal zal interest tegoed gedaan wor
den".
De spaarbank heeft van het begin af aan als een
zelfstandige instelling gefunctioneerd, met het be
leid waarvan het departementsbestuur zich niet of
nauwelijks bemoeide. Wel zat er steeds tenminste
één lid van het departementsbestuur in het spaar-
bankbestuur. Tot 1860 was dat steeds de secretaris
J. C. Dutilh, daarna zijn de namen van J. C.
Callenfels en C. A. Kalbfleisch te noemen als
departementsbestuurders met grote zeggenschap in
het spaarbankbestuur. Dat het departement (vol
gens het reglement) een beslissende invloed in de
spaarbank had, heeft tot in de 20e eeuw geen
moeilijkheden opgeleverd.
Hieruit blijkt, dat de spaarbank zich zeer goed
ontwikkeld heeft. Wel zijn er soms moeilijkheden
geweest. Al enkele jaren na de oprichting schijnt
ze bijna te gronde te zijn gegaan en ook in 1849
komt zij in ernstige moeilijkheden. Maar als ze in
1874 het gemeentebestuur van Vlissingen op haar
beurt uit de moeilijkheden helpt door een lening
van 2000,te verstrekken, heeft ze daarmee de
kracht van haar positie bewezen.
Deze eerste scheppingsdaad van het jonge de
partementsbestuur heeft dus voor Vlissingen in alle
opzichten verrijkend gewerkt. Maar bij deze daad
bleef het allerminst. Eveneens op 8 februari 1819
werd nl. een schoolcommissie ingesteld. J. C. Cal
lenfels had de leiding en ook Ds. Zijnen zat erin.
Er wordt een fonds gesticht waaraan o.a. een
kwart van de jaarlijkse inkomsten van het depar
tement wordt gewijd. Hieruit zal men kinderen
van minvermogende ouders laten studeren, die
toch niet horen tot de categorie van de stads-
of armenschool. De kinderen hoeven ook weer
niet te denken dat ze tot de hoogste posten opge
leid zulen worden, want ze mogen alleen de laag
ste klassen volgen en de allerbegaafdsten kunnen
tot de eerste klas worden toegelaten. De commissie
Ds. P. J. Zijnen, oprichter van het Nutsdepartement Vlissingen
en jarenlang bestuurslid die echter in 1852 voor zijn lidmaat
schap bedankt
Uit het archief van de Ned. Herv. Gemeente te Vlissingen
neemt jaarlijks een examen van vordering af in
het bijzijn van de onderwijzer, waarbij prijzen en
loffelijke getuigschriften worden uitgereikt. De
meesters Van Noppen, Verstelle en Puype, aan wie
de opleiding was toevertrouwd, waren blijkbaar
befaamde onderwijzers, die de schade aan het
zenuwgestel van de leerlingen beperkt zullen
hebben kunnen houden! De commissie heeft tot
1863 veel werk verzet. Toen werd zij door een
nieuwe wet op het onderwijs, waarbij het de min
vermogenden makkelijker werd gemaakt, over
bodig. Aanvragen worden steeds gewetensvol on
derzocht en als er te veel belangstelling bestaat,
moet soms het lot beslissen. De ouders van de
aan te nemen kinderen worden dan in de ver
gadering ontboden en moeten een plechtige be
lofte afleggen. Soms worden ouders, over wier
kroost door de onderwijzer geklaagd is, ernstig
onderhouden en zij betuigen dan hun leedwezen.
Men krijgt de indruk dat de bedoeling is geweest
om op den duur tot een eigen school te komen,
maar als het stadsbestuur van Vlissingen in 1827
een plan tot oprichting van een school afwijst,
hoort men daar verder niet meer van.
BIBLIOTHEEK
Nog was de stichtingsdrang van het energieke
bestuur niet geluwd. Op 11 februari ging het over
tot het stichten van nog een instituut, waaraan
een succesvolle toekomst beschoren zou zijn: de
Nutsbibliotheek. De afdeling was erop bedacht
„de werkman meer aan zijn huis te binden en het
doelloos rondlopen of door verveling een bezoek
aan de kroeg te brengen, tegen te gaan". De „min
dere klasse" mocht dan ook kosteloos gebruik ma-
39