In deze tijd gaat ook het Koninklijk Nederlandsch Instituut van Wetenschappen, Kunsten en Letteren zich met het plan bemoeien, en hoewel deze be moeienis geheel ongevraagd is, moeten we toch vaststellen dat de raadgevingen van in het bij zonder de secretaris van dit instituut, de heer De Vos, steeds bijzonder nuchter en verstandig waren en de Vlissingse commissie grote steun ge geven hebben. De commissie wordt nu zeer enthousiast en het lid van de commissie Ruysch schrijft zelfs een toneelstuk: „Moederliefde en Heldenmoed" met welk waarlijk verheven onderwerp hij 704,15 in de kas weet te krijgen. Men komt met plannen om de beroemde beeldhouder Thorwaldsen, die zich juist te Parijs bevindt, het beeld te laten maken en als reserve hield men in petto de heer Geets te Brussel, die in die tijd ook een beroemdheid schijnt te zijn, maar toch niet zo, dat hij thans nog in de encyclopedieën voor komt! Als de prijzen van de heren bekend worden, komt de commissie ineens weer met een veelvoud van twee voeten in de werkelijkheid terecht. Dan oppert de reeds ge noemde heer De Vos de naam van L. Royer, „een zeer kundig beeldhouwer en professor aan de akademie te Amsterdam". Bovendien raadt hij aan er een metalen standbeeld van te maken: dat zal (6ctUn kb thrift II m- h]-:t VU' 4 I) BK F. 1.1!) M.A.BE RU Y TER, rui'.ru. i Hi.mn t.jj 3\ r. HH-*. De laatste prestatie van de commissie voor het standbeeld de prijs drukken. Nu gaat alles naar wens. Het ontwerp dat Royer instuurt valt zeer in de smaak. Als een geschutgieterij in Den Haag een zeer hoge prijs verlangt, springt de bekende firma P. van Vlissingen er tussen met een zeer gunstig aanbod. Men kan nu de totale kosten op 9000,ramen en dat er nog een tekort is, is nu geen reden tot ontmoediging meer. De commissie gaat zelf naar Den Haag om daar actief te zijn, wordt daar door de koning en door prins Frederik ontvangen, die tenslotte een donatie van 1.500,en 500, doen. Ondertussen heeft men van het stadsbestuur toe stemming gekregen het beeld te plaatsen op „het rondeel ter zijde van de aanlegplaats der stoom boot De Schelde", al is men verder over de mede werking van het stadsbestuur niet steeds content. Er volgen nu nog onderhandelingen over het pië destal van het standbeeld, het ijzeren hek dat er om heen zal komen en vooral over wat er allemaal op het voetstuk gebeiteld moet worden. De hoog- gegrepen denkbeelden van de commissie krijgen van het genoemde instituut een keurige maar moordende kritiek: „Een poging om in weinig woorden de grootheid van den eenigen man aan te duiden, kan niets anders te weeg brengen dan het gevoel van het gebrekkige." Het instituut komt zelf met een voorstel dat ik niet hoef te citeren, omdat men het nog op het standbeeld kan lezen. Er zijn nog allerlei moeilijkheden en eens moet de „gouverneur" zelfs bihet stadsbestuur bemiddelen, maar op 29 april 1840, de dag van het overlijden van De Ruyter, vindt de eerste-steenlegging plaats. Het wordt een hele plechtigheid, met een lijst van genodigden en een piket van de stedelijke schut terij om de orde te handhaven. Vice-admiraal Gobius, te Vlissingen gestationeerd en ondanks zijn 80 jaar nog in actieve dienst, voert de steen legging uit. „ONTBLOTINGSFEEST" Nu wordt het tijd serieus te gaan praten over wat het „ontblotingsfeest" zal gaan heten: onder het voetstuk zal een loden doos met documenten wor den geplaatst. Het commissielid Ruysch componeert een cantate, die door de zangvereniging „Kunst liefde" zal worden uitgevoerd. Er zal een grote tentoonstelling gehouden worden, maar het stads bestuur wil geen ruimte ter beschikking stellen. Een mijnheer Sifflé heeft een matrozenlied gemaakt, dat door echte matrozen moet worden gezongen en de arme kerels moeten er inderdaad aan ge loven! Er komt vuurwerk en een militair muziek corps en herinneringsmedailles. Het gieten van het beeld gelukt goddank goed, maar dan kan men het niet op tijd in Vlissingen krijgen, terwijl de koning heeft laten weten dat hij al op 18 augustus de ontbloting zal komen verrichten. Een marine stoomboot brengt ternauwernood uitkomst. Voor de plechtigheid, die in de kerk zal plaats vinden, heeft men ook hoog gegrepen, want professor A. des Amorie van der Hoeven heeft er welwillend in toegestemd de feestrede te komen houden. Nu ontstaat er hevige beroering in het genootschap Kunstliefde, want de dames van leden die de cantate zullen uitvoeren, hebben geen kaartjes 42

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1968 | | pagina 6