lichaamsoefeningen" op te richten. Als financiële omstandigheden de uitvoering van dit besluit ver hinderen, komt weer de merkwaardige figuur van H. P. Winkelman, weldra burgemeester Winkelman, naar voren, de man die ook bij de bewaarschool' zo'n grote rol speelde, die zitting had in de schoolcommissie, de standbeeldcommissie en in het spaarbankbestuur. Dat we hem in het departe-' mentsbestuur niet zien verschijnen, zal wel in zijn' burgemeesterschap gezocht moeten worden, al was het voor zijn opvolgers geen bezwaar. Deze Win kelman dan springt in de bres en sticht op eigen kos ten een dergelijke inrichting „in de overtuiging van het nuttige en heilzame van dergelijke oefeningen voor de jeugd." Hij stelt een gedeelte van de be drijfsruimte van zijn apothekerszaak aan de school ter beschikking. Deze zaak hield hij merkwaar digerwijze aan, tijdens zijn burgemeesterschap. Als deze offers hem in 1855 te bezwaarlijk worden, doet hij nogmaals een dringend beroep op het departementsbestuur en, dank zij een vorstelijke gift van 700,van het hoofdbestuur, kan het nutsbestuur in de Wolstraat, hoek Lange Zelke, een gebouw „met instrumenten" laten oprichten. Het hoofdbestuur had echter als voorwaarde ge steld dat men bewust moest streven door middel van de school de gymnastiek in het leerplan van de scholen te laten opnemen. Hier zat het zwakke punt. Het onderwijs wordt eerst gegeven door de sergeant-majoor der mariniers Tyserat en later door de sergeant Borgstijn, maar ondanks dat, maken de scholen er geen gebruik van. Alleen de school van de heer Stuart vormt hierop een gun stige uitzondering, maar Stuart zat dan ook in het departementsbestuur. In 1869 wordt de school dan ook opgeheven en latere pogingen van Win kelman om hem te laten herleven, hebben geen succes. Tekenend voor de houding niet alleen van de Vlissingers maar van de Nederlanders tegen over dit belangrijk onderdeel van het onderwijs! Er zou nog meer te melden zijn uit deze en vol gende jaren. Zo is er een initiatief van Vlissingen om de landelijke maatschappij te brengen tot een uitgave van nieuwe Bijbelse platen voor bewaar scholen. Winkelman is er weer nauw bij betrokken, maar het voorstel haalt het niet op de algemene vergadering. Toch krijgen we de indruk dat het departement Vlissingen het laatste kwart van de 19e eeuw een periode van rust ingaat en dat de ontwikkeling van de Nederlandse samenleving het Nut in Vlissingen te snel gaat, zodat dit tot moeilijkheden zal moeten leiden. Die zijn er dan plots, in het begin van de 20e eeuw, bij alle be staande nutsinstellingen. CRISES Omstreeks 1907 komt het tot een crisis tussen departement en spaarbank. De ontwikkeling van de spaarbank maakte een andere verhouding on vermijdelijk, maar het departement wil daar zo veel mogelijk voor terugkrijgen. Tussen 1903 en 1907 vinden allerlei incidenten plaats. Het conflict wordt tenslotte uitgevochten, als het departement buiten de spaarbank om een nieuw reglement wil vaststellen. Het spaarbankbestuur moet met col lectief aftreden dreigen, voordat er een compromis bereikt wordt, dank zij de bemiddeling van Kalb- fleisch en notaris Paap. Al schijnt de verhouding spaarbank-Nut voorlopig nog wat stroef te zijn, we mogen toch constateren, dat hier noodzakelijke beslissingen genomen zijn en dat het nutsdepartement bepaald geen schade geleden heeft door de zelfstandigheid van de spaarbank. Ook bij de bewaarschool vindt men omstreeks de eeuwwisseling dergelijke ontwikkelingsverschijn selen. In 1897 komt in een inspectieverslag een zeer ongunstige beoordeling van de bewaarschool voor. In 1899 schrijft het dan invloedrijke depar tementsbestuurslid, de onderwijzer J. F. Op den Zieke, die ook in het schoolbestuur zit, een ern stige brief over de toestand op de school. Twee dingen zijn onvermijdelijk, verbetering van het ge bouw, maar ook het aantrekken van modern per soneel, en ietwat bitter zegt hij, dat hij niet zal voorstellen nieuwe leermiddelen aan te schaffen, omdat het huidige personeel die toch niet zal gebruiken. Het antwoord op deze problemen is in deze tijd niet zo moeilijk: na veel voorbereidend werk gaat men in 1908 over op de moderne fröbel- methode en de school heet ae eerstvolgende tijd fröbelschool. Dit is dan ook het ogenblik om afscheid te nemen van de nu 70-jarige juffrouw Baljé, die vrijwel vanaf de oprichting, dus 55 jaar, aan de school verbonden was. Als blijk van er kenning wordt haar een pensioen van 300,'s jaars toegekend. Ook vóór de tijd van de dames Lems en Jansen bestond de lange trouwe ver bondenheid aan de school dus al, zullen vele Vlissingers hier opmerken! Een moeilijk ogenblik kwam, toen men de eerste helpster, de toch wel gewaardeerde juffrouw Spuy, moest mededelen, dat men haar slechts tijdelijk met de leiding van de schooi kon belasten, omdat zij de diploma's nodig voor de nieuwe koers, miste. Ondertussen was men ook druk bezig met plannen om een betere huisvesting voor de school te vinden en in 1910 kan het nieuwe gebouw aan de Hobeinstraat betrokken worden. Toch zijn de moeilijkheden nog niet van de lucht: spoedig wordt nl. geprotesteerd tegen de gang van zaken op de nieuwe school, omdat de kin deren ingedeeld zijn in groepen, die bepaald wor den door het schoolgeld dat de ouders betalen. Het ergste is, dat de armen niet in de speelzaal mogen en in slecht verwarmde ruimten zouden moe ten toeven. Aan dit laatste wordt een eind ge maakt, maar het departementsbestuur verklaart wel dat, uit financiële overweging, van de groeps indeling niet afgeweken kan worden en de opposant reageert met veel, al te veel, begrip op deze mededeling. In 1917 zijn de financiële moeilijk heden van het departement hoog gestegen, het kan de hypotheek op de school niet aflossen, en het schoolbestuur wordt dan zelfs verwittigd dat de mogelijkheid bestaat dat de school zal worden opgeheven. Maar als de spaarbank, die eerst alle steun weigert, een wat soepeler houding aanneemt, als het schoolgeld drastisch verhoogd wordt, en, wel het belangrijkste, als er in 1921 een jaarlijkse 45

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1968 | | pagina 9