■•rr-r i-T*:?* WteeHprnm De buitenplaats t'Huys Steenhoove gelegen in de omgeving van Middelburg en eigendom van de oud-schepen van de stad Johan Honingh. kleding mag men slechts bij hoge noodzaak over gaan. Ook hier paste een vermanend woord, want „men moet wisselkleederen in menigte hebben; van de Athenienzers word gezegt, dat ze altijd wat nieuws wisten. Zoo is 't onder ons; ze moeten altijd wat nieuws hebben. Wij lezen niet dat God ver- anderinge van klederen heeft laten maken als toen hij kleederen tot cieraad van den Hogenpriester heeft laten maken, die in al die cierlijke kleederen een voorbeeld van den Middelaar wezen moest."14) De overvloedige maaltijden wekten al evenzeer ds. Smytegelts wrevel op. Met name de gildefees- ten moesten het ontgelden. Zeer verbolgen was hij ook over de pracht en praal die rouwmaaltijden vergezelden. Een enkel citaat moge dit duidelijk maken. „Dat is alledaag vast vreugdemaaltijden, elpenbenen bedsteeden, ontijdig zelf: ik zal het U niet vergeven, zeid God, daar ik roepe tot rouw- klage en geween. Zij kunnen niet alleen zijn; zij moeten gast zijn of zij hebben gasten daar zij dan haar pragt aan vertoonen zelfs tot in den rouwe toe. Op 't lest gaat men danzen en springen als menschen daar de Duivel in is. Dat zijn de cie- ragiën, die onder de Christenen in zwang gaan." ,5) Als er schepen uit Oost-lndië binnenvallen in de thuishaven Middelburg, beladen met vele goede ren, dan zou men licht geneigd zijn om tot zich zelf te zeggen: „Gij hebt veele Goederen gewon nen: Eet, drinkt en weest nu maar vrolijk. Maar wij roepen U toe, als uw vermogen overvloediglijk aanwast, zet er toch uw hart niet op. Zet uw ver trouwen toch niet op den ongestadigen rijkdom. Hoe haast kan uw rijkdom als met vleugelen weg vliegen. Huild en weend liever over uwe arme en ellendige ziele; en rust niet voor dat de Almachtige en Algenoegzame en onveranderlijke God in den Heere Jezus uw overvloedig Goud en uw kragtig Zilver geworden is." 16) Toen de Middelburgse kermis weer aanstaande was, klonk van de kansel de volgende vermaning: „We geloven dat er al veele in hare harte na verlangen en er zich al toe gereed maken om dan te eeten, te drinken en vrolijk te zijn. En het zal mogelijk sommige wel gebeuren dat ze in eenen van die nagten of dagen in de helle zullen val len." ,7) 94

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1968 | | pagina 22