De levensboom als puiraam-ornament
J. Ch. Cornells
Men moet ze langzamerhand met een lantaarntje
gaan zoeken, die opmerkelijke versieringen in het
puiraam van de oude woningen, meestal een krul
lerige figuur die het bovenlicht van de voordeur
soms dermate vult dat het zijn functie, licht te
brengen in de donkere gang, voor een goed deel
verhindert.
Men vindt ze, althans in het oude Land van Cad-
zand (vooral binnen de driehoek Groede, Re-
tranchement, Oostburg) meestal in de kleine wo
ningen, zowel in de dorpen als daarbuiten. Alles
bij elkaar nog zo'n 25 tot 30, in de huizen die
dateren uit het eind van de 16e tot in het begin
van de 19e eeuw, en die nog niet zijn verbouwd
volgens de bouwkundige normen en mode van
een latere periode. Na het eerste kwart van de
vorige eeuw zijn ze wel niet meer aangebracht.
Voordien waren ze bij de landbouwbevolking sche
ring en inslag, ook in de boerenbehuizingen op
de hofsteden. In de gemeenten Cadzand en Zuid-
zande zijn er nog enkele voorbeelden van. Dat
we ze op de hoven zo sporadisch meer zien zal
het gevolg zijn van het feit, dat de huizen van de
beter gesitueerden eerder onderhevig waren aan
verandering of nieuwbouw. Doordat de behuizin
gen van de boeren ruimer en royaler van opzet
waren, had ook het puiraam boven de voordeur
wat groter afmetingen en werden in de vier hoe
ken, naast de centrale figuur, nog kleine ornamen
ten in dezelfde speelse stijl aangebracht. De
hoofdfiguur is dan in verband met zijn meerdere
grootte wat minder druk en geserreerd, waardoor
de vorm van een gestileerde boom duidelijker tot
uitdrukking komt. En nu zijn we waar we wezen
willen: de boom, de levensboom.
Ook al zal men er in latere tijd misschien nooit
iets méér in hebben gezien dan een versierings
motief volgens een bepaalde mode, oorspronkelijk
lag de voorstelling van de levensboom er aan ten
grondslag, als een symbool van levensovertuiging
in de ruimste zin: teken van verbondenheid van
hemel en aarde, van tijdelijkheid en eeuwig voort
bestaan; ook als symbool van geloof en christe
lijke berusting ofwel zinnebeeld van geloofstrouw.
In de folklore was de boom ook altijd het beeld
van groei, bloei, vruchtbaarheid en ondergang in
de wisselvalligheid van de gang der seizoenen.
Het symbool van de levensboom is zo oud als de
mensheid. Al in de vroegste beschavingsuitingen
was het bekend. In Sumerië, Assyrië, Babylonië en
Egypte, bij Hindoestanen en Brahmanen (bijvoor
beeld ook in beeldhouwwerk aan de bekende
Boeddha-tempel op Java, de Boroeboedoer). Ook
bij Kelten en Germanen van vóór-christelijke oor
sprong vindt men de levensboom uitgebeeld. De
boom is dan de symbolische uitdrukking van het
kosmisch verband tussen het licht en de aarde in
het wereldgeheel.
Via de bijbel komt de voorstelling ook in de
christelijke gedachtenwereld. In het proefschrift van
H. Bergsma, getiteld: „De boom des levens in
Schrift en historie" (Amsterdam, 1938) wordt wel
zeer „gründlich" en uitvoerig over de aard en de
godsdienstige betekenis ervan gehandeld. De
schrijver zegt op blz. 115: het zal wel vol
doende duidelijk gebleken zijn, dat er voor ons
een principieel verschil bestaat tussen de Godde
lijke Openbaring omtrent den boom des levens
zooals die onder de leiding en door de inspiratie
van den H. Geest in het boek Genesis werd op-
geteekend (2 Tim. 3 16) en de voorstellingen, zoo
als wij die in de traditie der volkeren kunnen aan
treffen." Hij poneert ook de stelling: „De boom
des levens representeert de keerzijde van het
proefgebod (de verboden vrucht, schr.) en is ex
ponent van de bondsgemeenschap tussen God en
de mens."
In het „Bijbels Woordenboek" (uitg. Romen Zn.,
Roermond) leest men: „Men moet hier denken aan
de boom der kennis van goed en kwaad uit het
Paradijs of aan de boom van Jesse, waaraan
Christus is ontsproten, zelfs ook aan de kruisboom"
en verder: „Daar het paradijsverhaal veronderstelt
dat de mens krachtens zijn constitutie sterfelijk is
(Gen. 2, 7) symboliseert deze levensboom een op
genade berustend voorrecht van onsterfelijkheid."
Hier ontmoeten we ook de katholieke opvatting,
zoals die onder meer wordt voorgesteld in de
beeldengalerij aan de kathedraal van Chartres,
waar uit de boom van Jesse (Jesses stam) de Heer
ontspruit via de Maagd Maria, die ook met de
titel van „wortel van Jesse" werd vereerd. (Zie
hiervoor dr. J. J. M. Timmers „Symboliek en Icono-
graphie der Christelijke Kunst". Roermond 1947).
Hoe dan ook, bij ons apelleert de levensboom aan
zuiver christelijke gevoelens en dan natuurlijk het
eerst bij de orthodox-gelovigen die aan hun gods
dienstzin een getuigende betekenis willen geven.
Het levenssymbool is over geheel Nederland ver
breid, meestal als witgeverfd gietijzeren ornament
boven de voordeur van de woning in het puiraam.
Wij zagen het zowel in Zeeland als in Brabant, in
de Betuwe, op de Veluwe en in het Gooi, in de
Kop van Overijsel en in Friesland, in Twente en in
124