I
Zeeuwse wateren. Voor het eind van de eeuw was
de mosselvioot van twintig tot negentig grote
vaartuigen aangegroeid bovendien voeren er
nog een vijftig roeiboten voor de mosselarij.
Camiel Rammeloo heeft de opkomst, bloei en
ondergang van de Philippiense mosselvisserij mee
gemaakt. Hij vertelt ons van de drukte op de
kaai, waar opkopers uit Zelzate en Gent, uit
Thielt, Deinze, Eeklo de binnenkomst van de scheep
jes afwachtten.
„Ja, jong, de Belgen zijn mosseleters! Veel meer
dan de Hollanders Ze kwamen met ezel
wagentjes en hondenkarren en de kleine leur
ders, arme drommels, verschenen met een steekkar
of een kruiwagen, soms op blote voeten. Omtrent
1900, jazeker."
Verbindingen tussen het Belgische en het Neder
landse tramwegennet bevorderden later een om
vangrijk transport naar Frankrijk. „Want ook de
Fransen lustten ze, de Philippiense mossels."
Nauwelijks lagen de scheepjes gemeerd of het
lossen begon. Gelieslaarsde mannen liepen de
glooiing af tot bij de boten. De schippers schepten
de kuipjes vol, hun knechts gooiden ze over in
manden. De gelaarsde helper, de spoelder, had het
zwaarste deel van het werk: hij dompelde de mand
een paar keer in het water, reikte haar vervolgens
aan de vrouwen die de last van hand tot hand
doorgaven naar de kade. Daar werden dan, alweer
door vrouwen, de balen gevuld en dichtgenaaid.
In het gloriejaar 1911 waren het er meer dan
honderddertigduizend.
e 'schillende oorzaken hebben tot de ondergang
van het Philippiense mosselbedrijf geleid: verzan
ding en verlanding in en om de Braakman, mossel
ziekte, een invasie van zeesterren en het binnen
dringen van de beruchte pantoffelslak, die op
oesters en mossels parasiteert.
In de zomer van 1952, een half jaar voor de
februari-ramp, is de Braakman ingepolderd. Waar
vroeger mossels gekweekt, verwaterd en in depot
gehouden werden, ligt nu een uitgestrekt recreatie
gebied, met zeilwater en zomerhuisjes. Toch zijn er
in Philippine nooit zoveel mossels gegeten als nu
ze uit Yerseke moeten worden aangevoerd.
De Bruin heeft uit zijn map een foto voor de dag
gehaald van het mosselrestaurant „Au Port", dat
omstreeks 1900 geëxploiteerd werd door Gustave
Voerman. Mevrouw Rammeloo is daar, laat eens
kijken, drieënzestig jaar geleden in betrekking
gekomen. Er kwamen toen al heel wat Belgen
mosselen eten, maar toch niet in zo groten getale
als tegenwoordig. „Verbeeldt u, met alv-oest
hebben de mensen in de rij gestaan om binnen
te geraken."
Mevrouw Rammeloo drukt haar brilletje wat vaster
op de neus en geeft uitleg bij de prent: „Zie,
achter die twee boogramen was het eigenlijke
café, en daar-dat-venstertje zat maar even boven
de vloer van de tweede verdiep. En ginds in de
schuur werden de mosselen gekookt; geen honder
den kilo's per dag hoor, zoals tegenwoordig."
De Bruin informeert naar het recept, want iedere
Half augustus, Maria Hemelvaart
R».'Sta«r$r>-'J
129