kan niet dan hoogst bevorderlijk voor den dienst zijn." Over de klaarblijkelijke ruzie met de man Pauw is verder niets bekend. R. H. Cateau van Rosevelt is geen resident van het ongezonde Banjuwangi geworden; hij overleed als Raad van Justitie in het ook niet bijster gezonde Sarabaja. De plaats van zijn graf is onbekend en geen levensbericht verscheen van deze eenzaam en jong gestorven Vlissingse zeeman en ambtenaar. Naschrift Robert Henri Cateau van Rosevelt overleed dus na twee huwelijken kinderloos. Zij die heden nog de naam Van Rosevelt dragen (en een groot aantal van hen was, of is, zeeman), stammen af van diens jongere broer, Jean Jacques (Cateau) van Rosevelt, rijksontvanger te Groede en Schoondijke en ka pitein in de Zeeuwse schutterij tijdens de Belgische opstand. Ofschoon Robert Henri het niet tot de hoogste posities bracht, bezette hij toch belangrijke ambten, zeer zeker voor een man die op zijn elfde jaar al zeekadet was, en die, voor zover bekend is, daarna geen formeel onderwijs meer genoot. Zijn vader, daarentegen, alsook menig oom in zijn familie, was advocaat, en hij zal thuis en bij de marine als commanderend officier, rechterlijke er varing opgedaan hebben. Ook persoonlijke am bitie en aanleg zullen hun rol hebben meegespeeld. Zijn levensbaan was trouwens meer de regel dan de uitzondering in zijn tijd: Rochussen wordt Gou verneur-Generaal van Indië na vier klassen Latijnse school, De Eerens bereikt dezelfde hoge post van af soldaat27); ook de Middelburgse jongen Adriaan Moens bracht het van „een zeer ondergeschikte betrekking" (Nagtglas!) tot Directeur-generaal van Nederlands-lndië. Er bestaan zo genoeg voorbeel den. Naarmate speciale opleidingen en examens inge steld werden, namen ook spectaculaire carrières in zeldzaamheid toe. R. H. Cateau van Rosevelt's neef, Johan Francois Adriaan Cateau van Rosevelt, geboren in 1823 28), brengt het nog van licht matroos tot Agent-Generaal en vice-president van de Koloniale Staten van Suriname, maar hém ziet men reeds talrijke examens afleggen en colleges volgen, en aan zijn levensbeschrijving ontbreekt dan ook niet de cliché hoe hij „vaak bij een eindje kaars tot laat in de nacht in allerlei wetenschap pelijke boeken studeerde."2') Allengs nam specialisatie toe, in Nederland en in de koloniën, en weldra zou lange scholing even onontbeerlijk als onontkoombaar worden. 3) Dagverhaal der Handelingen van de Tweede Nationaale Vergadering, deel 6, no. 626, p. 225-226. 2) Stamboek Marine voor 1813, no. 4, folio 239, Algemeen Rijksarchief. 3) J. C. Mollema, Geschiedenis van Nederland ter Zee, dl. 3, p. 392. 4) Dagverhaal, dl. 8, no. 786, p. 161. 5) A. J. H. van Ette, ,,Onze Volksvertegenwoordigers, 1796- 1810", Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie, 1950. Zijn vader was Dingnus van Rosevelt, notaris te Middel burg, die in 1742 huwde met Maria Cateau uit Vlissingen. Mr. F. A. van Rosevelt Cateau was tevens pensionaris en raad van Vlissingen en schatbewaarder van het Zeeuws Ge nootschap der Wetenschappen. 6) Dagverhaal en Colenbrander's Gedenkstukken. 7j Haar ouders waren Adriaan Kroef, reder en koopman op Guinee en schepen en raad te Vlissingen, en Geertruij Adriana du Pon, dochter der Vlissingse predikant. 8) A. Meerkamp van Embden, ,,Het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen in den Franschen Tijd", Archief Zee land, 1932, p. 95. 9) L. W. de Bree, Walcheren onder vreemde heersers, Leiden, 1945, p. 66. 10) Dr. K. Heeringa, „Zeeland", Historisch Gedenkboek der herstelling van Neêrlands onafhankelijkheid in 1813, dl. 3, Haarlem, 1913. n) Inlichtingen van De heer G. A. Cox, directeur van het Nederlandsch Historisch Scheepvaart Museum te Amsterdam. 12) Jaarboek van 1816, p. 307. 13j R. Reinsma, ,,Uit de Aantekeningen van een oud-Indisch Ambtenaar, (Jhr. Johan Pieter Cornets de Groot van Kraaijen- burg)", Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde, dl. 122, 2e afI1966, p. 229 vig. 14) Jaarboek, p. 308. 15j R. Reinsma, ,,Uit de Aantekeningen v. e. oud.lnd. Ambt.", p. 251. 16) R. Reinsma, ,,Uit de Aantekeningen v. e. oud-lnd. Ambt.", p. 250. 17) Bij K.B. van 18 mei 1817 no. 4 werd hij eervol uit de zeedienst ontslagen. 18) R. Reinsma, „Uit de Aantekeningen v. e. oud-lnd. Ambt.", p. 232. 19) Ook vreesde men, en terecht, voor een herstel van het specerijenmonopolie. Een parallel met de toestand in Indo nesië in augustus 1945 ligt voor de hand. 20) Volgens A. A. Buyskes, bevelhebber in de Molukken, in een proclamatie d.d. 25 december 1817, geciteerd door P. H. van der Kemp, Het Nederlandsch-lndisch Bestuur in het Midden van 1817, 's-Gravenhage, 1915, p. 96. 21) P. H. van der Kemp, Het Ned.-lnd. Best. i. h. Midden van 1817, p. 96. 22) P. H. van der Kemp, ,,Het Herstel van het Nederlandsche Gezag in de Molukken in 1817", Bijdragen t. d. T-, L- en Volkenkunde v. Ned.-Indië, 's-Gravenhage, 1910, p. 629. 23) Het Ned.-lnd. Bestuur i. h. Midden van 1817, p. XVII. 24j De Nederlandsche Leeuw, 1904, p. 223. 25j ,,De tak van het geslacht Van Teylingen in India, Ceylon en Java", De Nederlandsche Leeuw, 1954, p. 240. 26) Collectie v. d. Graaff v. Vinceler, inv. no. 1. 27j R. Reinsma, ,,Uit de Aantekeningen v. e. oud-lnd. Ambt.", p. 232. Dit opstel is veel aan het essay van de heer Reinsma verschuldigd. 28) Deze was de kleinzoon van Mr. Franpois Adriaan van Rosevelt Cateau, en de zoon van Robert Henri's broer, Fran cois Abraham Cateau van Rosevelt, rijksontvanger te Hattum, en van Antonia van Wijhe. 29) W. Elout van Soeterwoude, "In Memoriam Johannes Francois Adriaan Cateau van Rosevelt", Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap, 1892, p. 289-290. 138

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1968 | | pagina 26