bouwt Sprenger een logcabin, een echte originele
blokhut, die de ontroerende naam krijgt van „Dom-
burg-ranch". Domburg is vele weken reizen weg,
maar niet in de beschouwende geest van de jonge
cowboy Sprenger. Domburg, de plaats waar zijn
vader burgemeester is, is en blijft zijn oriëntatie
punt voor afstanden. De ranch, veertig mijl van
Calgary is voor hem Domburg. Van Domburg moet
hij te paard door de prairie tot „Bergen op Zoom"
rijden om zijn buurman te kunnen begroeten. Zo
eenzaam ligt „Domburg". Eens in de week rijd
je naar „Vlissingen" om de post te halen, die daar
op een trading-post gedeponeerd wordt. Domburg-
Vlissingen is dus de afstand van zijn dichtstbijzijnde
brievenbus.
Het kan in „Domburg" in de winter adembenemend
koud zijn, doodeenzaam en niet ongevaarlijk. Eens
op één dag zou Sprenger vijf zwarte beren hebben
geschoten, echte grizzlies. Niet te geloven? Me
vrouw Sprenger-Duncan houdt vol, dat het geen
jagersverhaal is en toont U haar zwarte berenvel.
Dat is er één. En bij ons thuis, als kind in het
Wooldhuis in Vlissingen, was het een van de heer
lijkste dingen om 's avonds voor de haard te zitten
op „het berenvel van Oom Meinard" en om met
de zwarte opgezette kop te spelen. Dat klinkt
misschien wat luguber, maar voor een kind was
de toen 80-jarige witharige Oom „Mei" een held
van goedheid, een soort lonely ranger, die geen
kwaad kon doen, maar die slechte beren schoot,
zoals je in de boeken van Karl May kon lezen,
en dat was goed. Daarom was die berekop aan
ons haardkleedje de stunt van jouw eigen oud-oom
en als je die verhalen in je spel met de beer na-
beleefde, dan groeide je in eigen moed, ja ook als
meisje. Tegenwoordig hebben de kinderen niet
meer zulke ooms, want mannen als hij worden niet
meer geboren. „Real men have died", zei drs.
Brasser, en ik geloof terecht, toen hij mevrouw
Sprenger samen met mij over haar echtgenote
hoorde vertellen.
A propos, dat zijn dus al twee zwarte berenhuiden.
De andere drie hebben ook bestaan. Ze vertellen
niet meer na of ze op die éne dag geschoten zijn.
De beide mannen doen het ongelooflijke. Ze ont
ginnen en hun veestapel groeit aan tot 500 paar
den en 1000 koeien! De paarden worden het meest
verkocht aan de Zwartvoet-lndianen rondom, de
enige mensen, die zij vaak in maanden zien, en die
al spoedig merken, dat dit vreedzame bleekge-
zichten zijn. In deze jaren verloochent zich de in
nerlijk meegekregen beschaving en het goed
Zeeuwse ronde karakter van mr. Sprenger niet. Hij
maakt vrienden onder de Zwartvoeten en hij drijft
eerlijke, menselijke handel met hen. Zo ontstaat
het begin van zijn collectie. Hij heeft zich er nooit
toe verlaagd, zoals vele anderen in zijn tijd, om
de Indianen alcohol te voeren, waarvoor hij dan
alles in ruil had kunnen krijgen. Hij is er altijd
trots op geweest hen nooit één druppel gegeven
te hebben, want de drank werd hun ondergang in
de 80er jaren. Ook zijn er voorwerpen, die hij
werkelijk krijgt van Zwartvoet-lndianen, waar hij
altijd erg trots op is geweest. Het is bijzonder
jammer, dat Sprenger nooit bij de verschillende
onderdelen van zijn verzameling heeft opgetekend
hoe hij ze kreeg. Het zou een zeldzaam geschiede
nisboek over de Zwartvoeten geworden zijn. Het is
een gemiste kans geweest van deze van huis uit
beschaafde Zeeuw. Waar zijn de brieven gebleven,
die hij in de 20 jaar van zijn leven op de Domburg-
ranch naar huis schreef? Zullen ze ook nog eens
Domburg-ranch omstreeks 1890. Meinard te paard
165