Zeeuws prentenboek L. W. de Bree M. P. de Bruin Het kwartier ui „..al lezene je van de morgen tot den aevond in de Schrift.." SINT-PHILIPSLAND Er staan twee wegwijzers van de A.N.W.B. op het eiland, één voor, één achter het dorp. Eiland en gemeente dekken elkaar, dragen ook dezelfde naam: Sint-Philipsland. Bij de volkstelling van 1960 bleken er 2141 mensen te wonen en Fliplandschokkende gebeurtenissen hebben zich sindsdien niet voorgedaan. Misschien een paar woonforenzen erbij, een paar landarbei ders die het pendelen zwaar begon te vallen eraf. Paarden zijn er op het eiland niet meer te vinden, dat weten we van smid Roozemond die aan de Oostdijk woont: „Vroeger had ik er honderden tachtig, om te beslaan weet U; nu niet één meer. Maar aan al dat mekaniek tegenwoordig in de landbouw valt genoeg te repareren, ik heb een behoorlijke boterham." Agrarische revolutie dus, in een gebied waar ove rigens geen omwentelingen te duchten zijn: 54% van de bevolking van Sint-Philipsland behoort tof het kerkgenootschap der Oud-Gereformeerden. We meenden met somber gestemde mensen in aan raking te komen, mensen die de ontzegging van le vensgenoegens op het gezicht viel af te lezen; daarin hebben we ons volslagen vergist. Ze hadden allemaal plezier in het leven: de jonge kerels die aan het haventje in de uien werkten, de ouwe kerels die in hun comfortabele schuilhut op die arbeid zaten te kijken, de ambachtslieden die tegen het middaguur in De Druiventros een aperitief kwa men drinken. Toen wij de afgelopen zomer met de Zz 8 op de bottenvisserij meevoeren zei een van de tochtge noten: „Telkens als ik dat Prentenboek lees, benijd ik jullie om die zwerftochtjes door de provincie". Schipper Schot jr., die erbij stond, staarde over onze hoofden op de Roompot en merkte op: „Ja maar de heren belanden wel keer na keer in het koffiehuis." Natuurlijk, het koffiehuis en zo men wil de kroeg. Het is de geschiktste plaats om onbevangen met de mensen te praten. Een dorpsherberg is een rust punt. Tegen twaalven komen de stamgasten er een glas drinken. Ze vergeten voor een kwartier hun beslommeringen, kijken om zich heen, zoekend naar iemand die bereid is een praatje te maken of aan te horen. Ze hebben de vriend met ijzeren 156

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1968 | | pagina 8