Zeeland straks
DRS. H. H. VOGEL
Had men twintig jaar geleden aan een wil
lekeurige Nederlander gevraagd welke
„image" hij van Zeeland had, dan zou het
antwoord waarschijnlijk zijn geweest: „Zee
land? Och, een agrarische provincie, een
gebied waar niet veel gebeurt, waar de
mensen uit wegtrekken omdat er niet ge
noeg werk voor hen is." Zou men diezelfde
Nederlander thans naar zijn mening vragen,
dan zou hij mogelijk zeggen: „Zeeland?
een mooie provincie met prachtige duinen
en stranden, een provincie waar nogal wat
schijnt te gebeuren, ook op het gebied van
industrievestiging."
Zo is het nu, maar hoe zal Zeeland er uit
zien rond de eeuwwisseling? Wat zal „men"
dan van Zeeland zeggen? Dit artikel wil
trachten iets van die toekomst te vertellen.
Het heeft zeer nadrukkelijk niet de bedoe
ling een exacte toekomstvoorspelling te
zijn, maar, uitgaande van thans waarneem
bare tendenties, meer een peinzen over een
gebied waarin men geïnteresseerd is. Waar
dit door een planoloog wordt geschreven
behoeft het geen verwondering dat daarbij
wordt uitgegaan van de vier planologische
grootheden: wonen, werken, recreatie en
verkeer.
Wonen en werken
Zeeland is een provincie waar, behoudens de
laatste drie jaar, de bevolking slechts langzaam in
grootte is toegenomen. Er was voortdurend een
vertrek-overschot. Als gevolg van verschillende fac
toren, zoals bijvoorbeeld
de gunstige verkeersgeografische ligging,
de noodzaak voor een bepaald soort industrieën
grote hoeveelheden grondstoffen gemakkelijk
aangevoerd te krijgen,
de aanwezigheid van grote oppervlakten in
dustrieterrein,
vestigden zich recentelijk langs de Westerschelde
een aantal bedrijven die, zelfs indien zij hun
zetel zouden hebben gehad in de Europoort, aldaar
tot de allergrootsten zouden hebben behoord. On
der invloed van deze industrievestiging veranderde
het vertrek-overschot van Zeeland in een vestigings
overschot.
Hoe nu de ontwikkeling in de komende decennia
zal zijn is niet exact te voorspellen. Ook dit is
weer afhankelijk van verschillende factoren, zoals
bijvoorbeeld
in hoeverre de rijksoverheid het belang inziet
van de Westerschelde als vestigingsplaats voor
zeehavenbedrijven en als gevolg daarvan ook
ernst maakt met haar zogenaamd spreidings-
beleid,
het antwoord op de vraag of er een kern
centrale komt in het Zuid-Sloe samen met een
aluminiumbedrijf en andere bedrijven die veel
elektriciteit en/of goedkoop aardgas behoeven,
wat er in de praktijk terecht komt van de samen
werking tussen de provinciale besturen van
Zuid-Holland, Noord-Brabant en Zeeland, Rot
terdam en de Rijnmond, zoals neergelegd in
het rapport van het Overleg-orgaan Zeehaven
ontwikkeling Zuidwest-Nederland (het zoge
naamde groene boekje),
de eventuele mogelijkheid van nauwe samen
werking tussen Zeeland en het Antwerpse en
Gentse zeehaven-industriegebied.
Niemand kan met zekerheid die toekomst voor
spellen, maar laten we nu eens aannemen dat:
de conclusies zoals genoemd in het groene
boekje juist zijn en dat er in de „Gouden Delta"
tot het jaar 2000 inderdaad een behoefte zal
bestaan aan zeehaven-industrieterrein van on
geveer 30.000 ha,
het zogenaamde Reïmerswaalplan zal worden
verwezenlijkt,
ook het Land van Saeftinge een industriële
bestemming zal krijgen,
190