INWONERTAL ZEELAND 1900-2000 fig. 1 700000 - 600000 500000 -J 400000 O 111 w 300000 O m - 200000 100000 1900 1920 193» 1960 1967 1985 2000 dan houdt dat in, dat er van de oppervlakte grond die er tot het jaar 2000 tussen Rotterdam en de Belgische grens nodig is om aan de behoefte van de zeehavenindustrieën te voldoen tenminste 70% (ca. 20.000 ha) zal worden gerealiseerd in de pro vincie Zeeland. Hierop aansluitend kan een raming worden ge maakt van de benodigde hoeveelheid grond ten behoeve van de woningbouw. Rond het jaar 2000 zal Zeeland een bevolkingsgrootte kunnen hebben van ongeveer 600.000 inwoners. Uitgaande van daarvoor gebruikelijke normen betekent dit een grondbehoefte voor het wonen van ca. 5.500 ha. Een vraag die bij een beschouwing van deze cijfers naar voren komt is: „Waar worden nu die bestemmingen voor werken en wonen gesitueerd?" Voor de industrie is dit niet zo moeilijk te be antwoorden. Dat zal namelijk in hoofdzaak zijn langs of nabij de oevers van de Westerschelde. Voor het wonen is het veel lastiger, temeer daar de persoonlijke en bestuurlijke opvattingen over het wonen over dertig jaar geheel anders kunnen zijn dan thans. Het is echter wel te verwachten dat in de stedelijke gebieden (Middelburg/Vlissingen, Terneuzen en Goes) een belangrijk gedeelte van de Zeeuwse bevolking zal gaan wonen. Onder staande tabel geeft een indruk van de ontwikkeling welke er dienaangaande sinds 1900 plaatsvond (zie ook figuur 1). Aandeel van de bevolking van Zeeland wonend in stedelijke gebieden (in van het totaal) jaar in stedelijke gebieden 1900 27,8 1920 28,2 1939 30,0 1960 34,3 1967 36,2 In het kader van de streekplannen, waarin het ruimtelijk beleid van de provinciale overheid, i.e. dat van een zekere concentratie van de bewoning C-FLANP. ctci-iFLIJKGEBI 191

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1968 | | pagina 11