met vier of wellicht zelfs met zes rijstroken. Ook
hiervoor is grond nodig, veel grond zelfs. Zo dient
men voor een weg die vooral een functie heeft voor
het doorgaande verkeer, waarop dus weinig aan-
sluitpunten zijn, rekening te houden met een breed
te van bruto ca. 100 meter. In dit bruto cijfer is
verdisconteerd de ruimte die nodig is voor binnen-
bermen, buitenbermen, vluchtstroken, benzinesta
tions, aansluitingen enz.
Voor de regionale wegen, dat zijn wegen die bij
voorbeeld woon- en werkgebieden met elkaar ver
binden, heeft men bruto een breedte nodig van
bijna de helft van die voor de doorgaande wegen.
Voor lokale wegen bedraagt de bruto-breedte ca.
25 meter.
Evenals voor de woon-, werk- en recreatiegebieden
is er voor het verkeer een raming gemaakt van de
tot het jaar 2000 benodigde oppervlakte grond.
Waar een prognose van de verkeersintensiteit al
bijzonder lastig is, is het duidelijk dat een schatting
van de oppervlakte grond die voor het verkeer
nodig is met nog meer moeilijkheden gepaard gaat.
Dit voorbehoud in acht genomen wordt verwacht
dat de hoeveelheid grond die in de komende dertig
jaar nodig is voor de aanleg van nieuwe wegen
en/of verbreding van de bestaande zal liggen in de
orde van grootte van ongeveer 3.500 ha.
Conclusie
Zeeland is een provincie die in alle opzichten
sterk aan veranderingen onderhevig is. De fysisch
geografische aspecten daarvan spreken waarschijn
lijk het meest tot de verbeelding. Indien men de
wordingsgeschiedenis van Zeeland beschouwt, is
het boeiend om te zien hoe deze provincie in de
loop der eeuwen is veranderd (figuur 3 t/m 6).
Blijkens figuur 7 is deze ontwikkeling nog niet tot
een einde gekomen.
Als gevolg van de geschetste economische en de
mografische veranderingen zal er tot het jaar 2000
een uitbreiding aan grond nodig zijn voor wonen,
werken, recreatie en verkeer van ongeveer 32.000
ha (iguur 8). Ter vergelijking diene dat de opper
vlakte van Walcheren ca. 21.500 ha bedraagt.
Voor het grootste gedeelte zullen deze 32.000 ha
aan de landbouw moeten worden onttrokken. Deze
opmerking wordt niet neergeschreven zonder dat
daarbij wordt gedacht aan de vele landbouwers,
195