VI uchtberg te
Boudewijnskerke
foto R.O.B.
Het hier besprokene betreft uiteraard alleen de op
de archeologische lijsten voorkomende monumen
ten. Deze laten zich onderscheiden in zichtbare en
niet-zichtbare. Laatstgenoemde categorie heeft een
vrijwel uitsluitend wetenschappelijke betekenis. Dit
houdt in dat met plaatsing op de lijst de bedoeling
voorzit de belangen van het onderzoek veilig te
stellen óf het monument te reserveren voor toekom
stig wetenschappelijk onderzoek. Het verschil ligt
hierin dat enerzijds een aantal monumenten na
onderzoek wordt prijsgegeven op het moment dat
vergevorderde plannen bestaan tot een zodanige
wijziging van het grondgebruik dat dit onverenig
baar wordt geacht met hef voortbestaan van het
monument, terwijl in een aantal andere gevallen
de betekenis zo groot wordt geacht dat weten
schappelijk onderzoek thans of in de zeer nabije
toekomst onverantwoord is. Dit geldt met name
voor de niet-zichtbare monumenten die een natio
nale of internationale betekenis hebben bijvoor
beeld het Romeinse castellum Fectio in de ge
meente Bunnik (Utr.).
Het zichtbare monument bezit in vele gevallen
naast wetenschappelijke betekenis ook cultuurhisto
rische, educatieve en/of recreatieve waarde.
Dat in het bijzonder het behoud van dit cultuur
historische aspect het voornaamste onderwerp zal
vormen van planologische bespiegelingen is geheel
volgens de verwachting.
Een globale opsomming van de verschillende typen
archeologische monumenten zal de indruk bevesti
gen dat monumentenzorg een permanente activiteit
eist van de archeoloog op het terrein van de
planologie.
zichtbaar
hunebedden
grafheuvels
prehistorische akkercomplexen, zogenaamde
Celtic fields
terpen verhoogde woonplaatsen
kasteel- en/of vluchtbergen
schans-, wal- of grachtcomplexen
onzichtbaar
vuursfeenvindplaatsen
nederzettingsterreinen
urnenvelden
grafvelden
funderingen van kastelen, versterkte huizen,
kloosters en kerken
gebouwsporen
Projecteert men immers dit cultuurbezit driedimen
sionaal in ons Nederlandse landschap dan zal zelfs
degene die een zeer beperkte kennis heeft van
voorkomen en verspreiding van de verschillende
typen monumenten kunnen concluderen dat de
relatie archeoloog-planoloog een zeer nauwe gaat
worden.
Na de wettelijke bescherming ingevolge de Monu
mentenwet breekt dus voor een geselecteerde
groep monumenten een volgende fase van be
scherming aan, namelijk die van de planologische
bescherming. Wordt hieraan geen aandacht be
steed dan komen vroeg of laat de belangen van
het monument in conflict met andere dan op het
behoud gerichte ontwikkelingen ter plaatse. Het
afwegen der belangen meestal gebaseerd op
financiële overwegingen biedt voor het monu
ment op dat tijdstip vaak een minder goede start.
Zoals gezegd wordt slechts voor een beperkte
keuze uit de wettelijk beschermde monumenten
gestreefd naar een passende planologische be
stemming. Deze zal naast enkele niet zichtbare
objecten voornamelijk zichtbare monumenten om
vatten, met name die werkelijk door karakter en
situering een passende herinnering vormen aan het
streekverleden.
Dit betekent geenszins dat de overige wettelijk
beschermde terreinen planologisch vogelvrij wor
den verklaard. De gevolgde methode echter ver
schilt hierin, dat de planologische bescherming uit-
202