Het terrein van de Karolingische burcht te Burgh op Schouwen. tenwet, ongewenste (bouw)activiteiten in de naaste omgeving tegen te gaan, opdat het monument in de ruimte kan blijven functioneren. Eventueel her stel van berg en naaste omgeving zal eerst mogelijk zijn na aankoop. Monument inclusief omgeving moet dus voorwerp zijn van planologische zorg. „Mensen die vooruit zien behoeven geen minachting te koesteren voor het verleden maar moeten proberen zoveel moge lijk waardevolle elementen in de verdere ontwikke ling een plaats te geven. Niemand is progressiever dan degene, die belangrijke waarden uit het ver leden ziende en erkennende, deze een nieuwe plaats willen geven in de maatschappij van de toekomst" Kolom 3 geeft de terreinen aan waar weliswaar bovengronds niets valt te bespeuren doch in de ondergrond overblijfselen van verschillende aard als in een archief bewaard liggen. Ook met be trekking tot deze groep monumenten heeft de pla nologie een taak. Daar er van een tot het monu ment behorende omgeving geen sprake is kan worden volstaan met het geven van een zodanige bestemming eventueel aangevuld met een aan- legvergunning dat het onderliggende monument hierdoor geen of slechts zeer geringe schade onder vindt zoals „agrarisch", „openbaar groen", „volks tuinen" en dergelijke. Ook voor deze monumenten betekent de planologische bescherming een nood zakelijke aanvulling op de bescherming ingevolge de Monumentenwet. Ir. J. J. Pilon te Hellevoetsluis. In de kolommen 5 en 6 staan de monumenten ver meld waarvan indien ze niet onder 3 en 4 ge noemd worden de enige consequentie die van voorafgaand wetenschappelijk onderzoek is. Wil de uitvoering van plannen niet worden vertraagd dan is het wenselijk dat de archeoloog tijdig tevoren zijn maatregelen kan treffen. Gezien de nood zakelijke tijd van voorbereiding en het vaak tijd verslindende onderzoek is niemand gebaat bij een waarschuwing in het laatste stadium van de plan ning of bij de aanvang van de uitvoering der werk zaamheden. Dit laatste is wel toegestaan als het een monument betreft genoemd in kolom 7. Van deze monumenten wordt de betekenis vooralsnog laag aangeslagen. Door aanwezigheid van de archeoloog ten tijde van de werkzaamheden zal de mogelijkheid bestaan hef karakter en de datering van de vindplaats nader vast te stellen. Voor stagnatie van het werk behoeft in deze gevallen niet te worden gevreesd. In de laatste kolom wordt geattendeerd op de mogelijkheid tot restauratie. Dit kan een belangrijk aspect vormen daar waar het monument een duide lijke functie krijgt in het nieuwe plan. De monu mentaliteit komt door restauratie beter tot uit drukking waardoor ook het behoud is gewaar borgd. Een dergelijke situatie doet zich voor te Burgh bij Haamstede, waar herstel van de daar gelegen 9de-eeuwse Karolingische burcht Zeeland in de toekomst een uniek monument kan verschaf fen. Waf is de bijdrage van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek in de geschetste werkwijze? 206

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1968 | | pagina 26