Planologie en
landschap
R. J. BENTHEM
Historische achtergronden
Het verlangen van de mens om bewust gestalte te
geven aan de groene ruimte" om hem heen is
wellicht even oud als zijn streven naar vormgeving
van het meest directe leefmilieu, de „stenen ruimte"
van huis en stad. Een rijke literatuur levert het
bewijs, dat de bouwkunst en de tuinkunst door de
eeuwen heen hand in hand zijn gegaan. Een reis
door de tijd brengt ons van de hangende tuinen
van Babyion en de beplante hoven van het Al-
hambra, langs Middeleeuwse kloostertuinen, door
de Romeinse parken van Villa d'Este, Frascati en
de Villa Borghese, naar hef Versailles van Ie Notre
en naar de romantische parken van Lancelot
Brown, Muskau en Lenné. Om tenslotte te belanden
bij het Bois de Boulogne, het Amsterdamse Bos, en
het Central Park in de huizenzee van Manhattan.
Het is slechts een greep uit de rijke geschiedenis
van de tuinkunst, waarin dat verlangen naar crea
tiviteit zo duidelijk tot uiting komt.
Ons eigen land vormt misschien wel het meest
markante voorbeeld van die scheppingsdrang. In
de loop van vele eeuwen werd het met een on
gekende vlijt en in een voortdurende strijd met het
water omgevormd van een uitgestrekt natuurgebied
tot een rijk geschakeerd cultuurlandschap.
Ondanks dit alles blijft het merkwaardig dat een
duidelijke vorm-wil, d.w.z. het bewust scheppen van
een landschap, in de lange loop der tijden vrijwel
altijd beperkt bleef tot objecten grote zowel
als kleine met een duidelijk begrensde doel
stelling. Die was dan meestal gericht op het schep
pen van een mooi stukje miniatuurwereld als basis
en achtergrond voor de verpozing en ter verrijking
van het leven, vaak van enkelingen, soms ook van
velen. Daarom waren het bijna altijd tuinen, parken
en landgoederen die het onderwerp waren van
deze creativiteit. Het landschap als geheel met
akkers en weiden, bossen, rivieren, wegen, dorpen
en boerderijen kreeg wel gestalte, maar meestal
als gevolg van het „natuurlijk" verloop der dingen,
het spel van krachten van de mens met de grond,
en slechts zelden als het resultaat van een vooraf
beraamde conceptie, gericht op een visueel pers
pectief.
Dat er ondanks het ontbreken van een gerichte
visie op het landschap, in dat spel van krachten,
zulk een rijkdom aan cultuurlandschappen is ont
staan, mogen wij met dankbaarheid ervaren.
Voor een belangrijk deel vindt dat zijn oorzaak in
het evenwicht tussen de vormgevende krachten.
Vele van die landschappen werden daardoor tot
een boeiend compromis tussen mens en natuur.
Toch waren er ontwikkelingen die erop wijzen dat
ook vroeger soms werd gedacht en gewerkt aan
wat wij later landschapsverzorging of landschaps
bouw zouden gaan noemen. In Engeland b.v. werd
het open heuvelland, dat eertijds grote delen van
de Britse eilanden kenmerkte, als gevolg van een
„herverkavelingswet", de z.g. Enclosure Act, eeu
wen geleden getransformeerd in het heggenland-
schap zoals wij het heden ten dage nog kennen.
In Duitsland was er in de vorige eeuw een stroming
die zich door middel van plaatselijke verenigingen
bezig hield met „Landesverschönerung". Een soort
landschapsverzorging die zich ook tot de land
bouwgebieden uitstrekte. De bekende geograaf
Von Humboldt was daarvan één der voormannen.
In eigen land kan wellicht het landschap van de
Beemster, ontworpen in opdracht van Amsterdamse
kooplieden, als één der eerste bewust ontworpen
landbouwlandschappen gelden.
Groeiend besef over de waarde van het platteland
Als ik het goed heb werd in ons land het vraagstuk
van de bestemming van onze vaderlandse grond,
in relatie tot een min of meer geleide ontwikkeling
van het grondgebruik, voor het eerst in het open
baar aan de orde gesteld op het stedebouwkundig
congres van 1924. Daarbij wezen pioniers op het
gebied van de planologie als P. Bakker Schut en
H. Cleijndert Azn. op de noodzaak tot het opstellen
van regionale plannen voor het grondgebruik. On
getwijfeld werd dat ingegeven door een gevoel
van onbehagen over de achteruitgang van ons
223