De landschappelijke situatie van Schou
wen vóór de overstromingsramp van
1953.
physisch milieu door ongeordende bebouwing bui
ten de wooncentra en door een voortschrijdende
aantasting van het cultuurlandschap als gevolg van
ontginningen en eenzijdig gerichte, incidentele
land verbeteringen.
Merkwaardig is het te ervaren, dat denkbeelden,
die thans de grondslag vormen voor het plano
logisch beleid en die de stedebouwkundige en de
landschappelijke ontwikkeling van ons land voor
een belangrijk deel bepalen, in feite nog zo jong
zijn en zo'n goede veertig jaar geleden nog slechts
door enkelen werden gepropageerd.
Het stedebouwkundig verval sinds het eind van de
vorige eeuw, de aantasting van het platteland,
vooral in de dertiger jaren, en de ontreddering in
de laatste wereldoorlog hebben evenwel een con
structieve aanpak, op het wetgevende en het or
ganisatorische vlak, en ook op het terrein van het
onderzoek, aanzienlijk gestimuleerd.
Kenmerkend voor die ontwikkeling is intussen, dat
de zorg voor het landschap binnen het planologisch
denken en handelen nog altijd in hoofdzaak is
gericht op het behoud van het landschapsschoon.
Dit komt tot uiting in bestemmingsvoorschriften ge
richt op het regelen van de bebouwing en op het
handhaven van de landschappelijke status quo in
bepaalde waardevolle gebieden. Uiteraard is dat
belangrijk en vaak ook in hoge mate noodzakelijk.
Maar dat neemt niet weg dat het opmerkelijk is
hoe in de bestemmingsplannen één aspect van de
milieuvorming, t.w. de uitbreiding en inrichting van
het urbane gebied, op zeer creatieve wijze wordt
behartigd, terwijl de kwaliteit van het milieu in
het rurale gebied althans in aesthetisch-recrea-
tieve zin meestal alleen met conserverende
maatregelen wordt nagestreefd. In bepaalde delen
van ons landelijk gebied kan daarmee wel worden
volstaan, omdat de landschappelijke situatie ge
lukkig in vele gemeenten nog tamelijk gunstig is.
Maar ook in gebieden waar dat niet (meer) het
geval is blijft de milieuvorming merkwaardigerwijze
meestal beperkt tot maatregelen in de urbane sfeer
en blijft het noodzakelijke pakket van creatieve
maatregelen op het gebied van de landschapsbouw
nog vrijwel altijd achterwege.
In nationaal verband valt er in dit opzicht een
duidelijke groei te constateren in de planologische
gedachtevorming. Daar krijgt de creatieve be
nadering van het landschap inderdaad steeds meer
aandacht. In de streekplannen en de bestemmings
plannen lopen de ontwikkelingen daarmede echter
nog niet parallel.
De herinrichting van het landbouwareaal
De economische en sociale noodzaak om de land
bouwbedrijfsvoering aan te passen aan nieuwe
methoden en inzichten heeft grote invloed gehad
op de herinrichting van het platteland. Waterbe-
heersingswerken, verbetering van landbouwwegen,
ontginningen en vooral ruilverkavelingen hebben
de landschappelijke situatie in de laatste decennia
in vele gebieden ingrijpend gewijzigd. Door een
éénzijdig gerichte doelstelling werd daardoor in
de periode tussen de beide wereldoorlogen vaak
afbreuk gedaan aan de schoonheid van het land
schap. Het verdwijnen van natuurgebieden en een
groeiende uniformiteit en verstrakking werden
daarbij niet door een bewust geleide landschaps
reconstructie gecompenseerd.
Uit het verzet tegen dit cultuurverlies heeft zich in
de jaren na de bevrijding een nieuwe aanpak ont
wikkeld, waarbij aan de zorg voor het landschap
zowel organisatorisch als legislatief een belangrijke
plaats werd ingeruimd. De in de ruilverkavelings-
wet van 1954 geïntroduceerde landschapsplannen
beginnen thans duidelijk hun stempel te zetten
op het in reconstructie zijnde Nederlandse land
bouwareaal. In die plannen worden bestaande
waardevolle natuurgebieden gespaard en waar mo
gelijk wordt de verwerving ervan door een natuur
beschermingsinstantie bevorderd. Daarnaast wordt
voorts in deze landschapsplannen voor iedere ruil
verkaveling een visie ontwikkeld voor het nieuw
te vormen landschap. Hierbij worden, met inacht
neming van bestaande te handhaven elementen
als bossen, houtwallen, lanen, e.d., al naar de aard