grote schaal gaan verwezenlijken. Wij zullen ons
afvragen wat de volgende, bescheiden, stap zal
zijn en ons daarbij vooral bezig houden met de
ruimten buiten het huis.
Het is opmerkelijk hoe heel eenvoudige verande
ringen grote verbeteringen kunnen opleveren. Als
in een rij woningen de gevels per woning een paar
meter verspringen, ontstaan opeens huizen met een
veel groter mate aan persoonlijke vrijheid. Bij elke
woning ontstaat een inspringende hoek waar men
al vroeg in het jaar in de luwte, uit het zicht, in de
zon kan zitten aan de tuinzijde van het huis. Aan
de ingangszijde ontstaat ook een hoek die met
een afsluitend schuurtje het huis kan uitbreiden
met een openluchtkamer, waar men door een
poortje binnenkomt. We denken daarbij niet aan
het rijenhuistype dat met een veel te mooi woord
het doorzonhuis 2) wordt genoemd, maar aan een
plattegrond met de ingang en de eetkeuken aan
de straatzijde en een kamer over de volle breedte
van het huis aan de kant van de tuin. Zo'n heel
eenvoudige verschuiving kan een verrijking van
het wonen betekenen. Dat is natuurlijk duurder,
maar gebleken is, dat als stedebouwkundige, archi
tect, aannemer en efficiency-ingenieur vroeg ge
noeg met elkaar gaan praten en samen gaan
schetsen en rekenen er veel meer binnen het bereik
komt dan aanvankelijk mogelijk leek.
Verspringende gevels in de woningwetbouw zijn
dan niet uitgesloten. Nu wil ik beslist niet sugge
reren dat dan een situatie bereikt wordt waarmee
we genoegen kunnen nemen, ik heb alleen willen
aanduiden waar nu nog een grens-van-mogelijk-
heden ligt die maar bij uitzondering gepasseerd
kan worden en die niet getuigt van veel ambities.
Deze grens ligt immers op een onaanvaardbaar
laag niveau. Nu de kwantitatieve woningnood
overgaat in een kwalitatieve worden we er ons
pijnlijk van bewust dat wij te gemakkelijk genoegen
hebben genomen met wat we gewoon zijn gaan
vinden, zowel in de woningbouw als bij de opzet
van woonwijken. Sociologen, psychiaters, huishoud
kundigen en pedagogen heffen nu beschuldigend
de vinger op: onherbergzame steden met woningen
waarin moderne mensen niet passen, huizen waarin
ze niet uit de voeten kunnen met hun activiteiten
en zich al evenmin in een eigen hoekje kunnen
terugtrekken. Maar wij waren bang voor het ex
periment; en als het experiment al toegelaten kon
worden dan in zo kleine omvang dat het toch niet
betaalbaar bleek.
Het is een beklemmende gedachte dat we niet in
staat zijn om ons woningpakket aan te passen aan
gerechtvaardigde woonwensen. In grote delen van
het land blijkt het immers niet mogelijk de gezinnen
te huisvesten in de woningen die wat het aantal
kamers of de woonvorm betreft bij hen passen. Bij
die woonvorm denken we dan aan de hoge woon
gebouwen die mits van goede kwaliteit voor be
paalde categorieën van de bevolking aantrekkelijk
kunnen zijn, maar voor andere groepen beslist als
onvolwaardig moeten worden gekwalificeerd.
Hoge woongebouwen en etagebouw plaatsen ons
voor merkwaardige problemen. De aanvaardbare
236