Het samenspel van bin nen- en buitenruimten in het scholendorp te Emmen geeft aanwijzin gen voor een polyvalen te stedebouwkundige vormgeving, arch.: G. Boon, Amsterdam. vandaag bereikbaar met de woningtypen die we nu overal gebruiken. Een wijk waar de auto niet meer een hinderlijke dwingeland is maar een nut tig voertuig en waar ouders hun kinderen onbe zorgd kunnen laten spelen, waar ze zelf trouwens ook de ruimte vinden om zich sportief uit te sloven of lui in de zon te zitten. Overal moet gelegenheid zijn voor kinderspel: niet op speciale terreintjes met een hek er omheen met weinig inspirerende wippen, schom mels en glijbanen. Laten we niet vergeten dat kin deren een belangrijke categorie van wijkbewoners vormen. Overal moeten ze tot spel geïnspireerd worden: klimrekken, buitelhekjes, kruipdoor-sluip- door-beeldhouwwerken kunnen over de hele wijk verspreid opgesteld worden; maar ze moeten ook met hun roversbenden uit de voeten kunnen, ze moeten van planken en oude gordijnen hutten kunnen bouwen, ze moeten een zandbaan voor hun fietsen kunnen aanleggen. Ook de huisvrouw heeft er recht op dat ze eens zorgeloos en vrij van het verkeer achter haar kinderwagen kan lopen, ze moet haar winkel centrum langs een afwisselend voetpad kunnen bereiken, terwijl bejaarde wijkbewoners elkaar bin nen en buiten op allerlei punten moeten kunnen ontmoeten zowel in het roezemoezige centrum als in een rustig buurtparkje. Wat de externe relaties van zo'n woonwijk betreft beperken we ons tot die met centrum en industrie terrein. De bewoners moeten via een directe ver binding van allure het hoogwaardige stedelijke centrum kunnen bereiken en op een vlotte aan trekkelijke manier het industrieterrein. Het eerste omdat het centrum naast een belangrijk werk gebied vooral dat stadsdeel is waarheen we ons richten voor allerlei zaken van winkelen tot trouwen - die boven het alledaagse uitgaan. Het tweede is een kwestie van een goed humeur. Het is bijzonder deprimerend dag in dag uit via slon zige straatjes door vervallen buurtjes naar je werk te moeten. Als de route door aantrekkelijke be plantingen voert, is dat heel wat stimulerender. We spraken steeds over stedelijke woonwijken. Moe ten dan alle mensen in steden wonen? Dat hoeft geen straf te zijn en als we er in slagen goede steden te bouwen, zal de behoefte de stad te ont vluchten afgeremd worden. Maar het platteland blijft bewoonbaar: juist door de steden die met hun grote instellingen op het gebied van onderwijs, cultuur, medische en sociale zorg dat platteland bestrijken. Natuurlijk zullen er mensen zijn die in dorpen of kleine stadjes willen wonen. Ze kiezen dan echter bewust een lager verzorgingsniveau in de directe woonomgeving ferwille van de intimiteit en de sfeer van de kleine gemeenschap. Het zij ze gegund: ook in die zin dat aardige dorpen echte dorpen blijven en dat bekoorlijke stadjes niet uit hun krachten groeien. Jaarverslag 1967 der provincie Zuid-Holland. 2) Doorzonhuis: de woonkamer loopt over de volle diepte van het huis, met recht tegenover elkaar de ramen van voor- en achtergevel: weinig mogelijkheden om zo'n huis naar eigen ideeën in te richten, altijd vals licht. 239

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1968 | | pagina 59