het aan hen toevertrouwde territoir betreft; waar
bij overigens de reserve moet worden gemaakt dat
dikwijls ook gemeentebesturen geacht worden dit
overzicht niet te hebben. De individuele burger en
burgerorganisatie kunnen onvoldoende een inzicht
in het totaliteit van het bestuursbeleid op het ge
bied van de ruimtelijke ordening, zelfs binnen het
bestek van gemeente, verwerven. Hun kritiek is dus
meestal beperkt tot bepaalde details en aspecten
van het ontwerpplan, en kan derhalve door het be
stuur gemakkelijk bestreden worden met een ver
wijt van eenzijdigheid en een beroep op de nood
zaak het ontwerp in een groter verband te bezien.
Een ander probleem waarop men bij een ruime
inspraak van de burger, of van gemeenteraden,
stuit is de tijdsfactor. De democratische procedures
die thans ten grondslag liggen aan de besluitvor
ming over ruimtelijke ordening, zijn reeds tijd
rovend. Nü reeds leiden zij vaak tot een vertraging
in besluitvorming en uitvoering die aanzienlijke
schade te weeg kan brengen. Indien beleids- en
besluitvorming te lang duurt, gaat de ontwikkeling
door nood gedwongen voort, meestal in een on
gewenste richting en soms in scherpe strijd met het
ontworpen beleid. Ook kunnen economische ver
liezen uit een trage besluitvorming voortvloeien.
Zou men nu in nog sterkere mate de burgerij bij
de beleids- en besluitvorming betrekken, dan zou
dit, zo vreest men, onherroepelijk verdere vertra
gingen ten gevolge hebben.
Tenslotte doet zich de principiële vraag voor in
hoeverre men de burgers van nü inspraak moet
geven in de ordening van de ruimte, die vooral
gevolg zal hebben voor toekomstige geslachten.
Ruimtelijke ordening regelt immers de toekomst,
zelfs de verre toekomst, veeleer dan het heden.
In deze gedachtelijn kan men zich zelf afvragen
of de belangenbehartiging door een politieke
visie van de huidige volksvertegenwoordigers maat
gevend moet zijn voor de vorming van de toe
komstige leefgemeenschap; hetgeen in het bijzon
der geldt voor dorpen die gedoemd zijn tot stad
te worden, zoals Zoetermeer. Kan van het huidige
geslacht een voldoende inzicht in en visie op de
toekomstige verlangens voor vormen van leef
gewoonten en leefgemeenschap worden verwacht?
Onderzoek naar leefgewoonten en verlangens van
thans geven onbetrouwbare maatstaven voor de
toekomst. En futuristen kunnen ons wellicht wijzen
op technische mogelijkheden, maar weinig bij
dragen tot inzicht in toekomstige gedragspatronen.
Stedebouwkundigen en ruimtelijke ordenaars pogen
wel te ontwerpen voor de toekomst, en vaak achten
zij zich daartoe bij uitstek geroepen en competent;
doch vele nieuwe stadswijken tonen dat zij veeleer
voor het huidige geslacht zoniet voor een voorbij
geslacht ontwerpen, dan voor een toekomstig.
Ook zij tasten en zoeken, en vaak verkeerd. Blijven
dan a fortiori en dit lijkt een redelijke vraag
de burgers en burger-organisaties niet geheel ach
ter in het vereiste bevattingsvermogen van toe
komstige verlangens en mogelijkheden? Of moet
men daarentegen stellen dat zij, niet minder dan
bestuurders en deskundigen, vaak een nuttige bij
drage kunnen leveren tot de schaarse kennis van
en geringe inzicht in de toekomst?
Inspraak door de burgerij in ruimtelijke ordening
en stedebouw, anders dan langs eerder genoemde
wegen die in de wet zijn voorzien, is nog beperkt
en verschilt aanmerkelijk tussen de onderscheidene
bestuursniveaus.
Het meest ontwikkeld is deze op gemeentelijk ni
veau. Om een aantal redenen is dit haast vanzelf
sprekend. In de eerste plaats zijn de plannen van
de gemeenten naar hun aard veruit het meest ge
detailleerd. De burger kan zich dus een redelijk
goed beeld vormen, vooral waar de plannen in de
vorm van kaarten, maquettes en dergelijke aan het
publiek worden getoond. Hij kan dank zij deze
detaillering beter de consequenties van het plan
bezien in het licht van de opvattingen en belangen
van zichzelf of de eigen groep. Gemeentelijke
plannen hebben voorts veel sterker rechtstreeks
gevolgen voor gemeenschap en individu dan het
beleid van provinciaal bestuur en regering.
Om deze redenen is het begrijpelijk dat men speci
aal bij gemeenten verheugende voorbeelden ziet van
vaak succesrijke pogingen de burgerij te interes
seren voor uitbreidings- en bestemmingsplannen en
haar te betrekken bij de oordeelsvorming. Hearings,
voorlichtingsbijeenkomsten, publicaties, bevordering
van gesprekken bij allerlei instellingen (inclusief
242