Planologie en
landsgrenzen
DRS. H. VAN DER WEIJDE
Hoe kort is het nog geleden dat een reis over de landsgrenzen heen een kostbare en avontuurlijke onder
neming was. Wie het er toch op waagde, kwam terecht in een vreemde wereld, waar hij vol gespannen
aandacht rondkeek en niet zelden van de ene verwondering in de andere viel. In de negentiende-eeuwse
reisverhalen van buitenlandse bezoekers die Nederland kwamen bekijken, bijvoorbeeld de Fransman
Henri Havard of de Portugees Ramilho Ortigao, vinden wij de neerslag van die spanning en die ver
wondering bijna op elke bladzijde. En zelfs Charles de Coster, die in 1873 Zeeland bereisde en die toch
vlak uit de buurt kwam, voelde zich hier kennelijk in een vreemd land. Ons kost de stap over de lands
grenzen heen geen moeite meer. Wij zijn er aan gewend en wij zijn evenzeer gewend aan de wereld
waarin die stap ons brengt. Met onze buurlanden hebben wij zoveel sociale en culturele contacten, dat
wij weinig reden meer hebben voor spanning of voor verwondering als wij er op bezoek gaan.
Ook in sociaal-economisch en in ruimtelijk opzicht hebben de landsgrenzen aan betekenis ingeboet. De
snelle ontwikkeling van industrieën en havens en van bedrijven en instellingen in de dienstverlenende
sector doet nieuwe gebiedseenheden van geconcentreerde vestiging ontstaan, die zich duidelijk over de
landsgrenzen heen voortzetten en voortdurend grotere afmetingen aannemen.
De scala van stad, agglomeratie, stadsgewest en stedelijke zone, zoals de Tweede Nota over de ruimtelijke
ordening in Nederland die tekent, moet worden vervolgd met nog grotere eenheden. Of wij ze nog als
stedelijk kunnen aanduiden zonder misverstand op te roepen, is de vraag. Met het begrip stad hebben
wij altijd moeite gehad, getuige de veelheid van omschrijvingen die er ook vroeger van gegeven wer
den, maar voor de grote gebiedseenheden, waarin de oude steden nog als kernen van verdichting zicht
baar zijn, zullen wij een nieuwe terminologie moeten vinden, als we verwarring willen vermijden.
Een telkens in de beschouwingen terugkerende
eenheid van geconcentreerde vestiging is de stede
lijke driehoek van Rijn, Maas en Schelde. Mr.
J. Vink noemde in een lezing in Brussel op een
vergadering van de conferentie voor ruimtelijke
ordening in Noordwest-Europa op 10 oktober l.l.
als uiterste punten van dit gebied de steden Ham
burg, Mannheim en Le Havre en als zwaartepunten
de Randstad Holland, het Rijn-Roergebied, de gor
del van industriegebieden die zich van de driehoek
Aken-Luik-Maastricht tot in Frankrijk (Rijssel-Rou-
baix) uitstrekt en de grote Belgische agglomeraties
Antwerpen, Brussel en Gent. Dit gebied heeft aan
de andere kant van de Noordzee zijn tegenhanger
in het gebied van Zuidoosf-Engeland en de Mid
lands tot Liverpool.
De ontwikkeling van dit gebied heeft haar eindpunt
nog geenszins gevonden. Het is overduidelijk dat
de stormachtige ontwikkeling van industrie en
havenbedrijf en ook van de dienstverlenende be
drijven, dank zij de evidente vestigingsvoordelen
die deze driehoek oplevert, zich krachtig voortzet
en dat dit, gelet op de hoge bevolkingsdichtheid
en de snel toenemende ruimte-eisen, moet leiden
tot een stormloop op de nog overblijvende ruimte.
De keuze gaat tussen een volkomen bandeloze
stormloop en een door de overheid geleide en ge
organiseerde wedloop, met goed overwogen voor
giften voor sommige deelnemers, met beperkte
prijzen en met reservering van sommige daarvan
voor deelnemers die minder goed ter been zijn.
In wezen hebben wij deze keuze gemaakt. Plaatse
lijk, regionaal en landelijk spannen wij ons in om
door het voeren van op ruimtelijke ordening ge
richt beleid de nadelen van de bandeloze storm
loop tegen te gaan. Dat lukt voorlopig maar ten
dele. Er moeten nog dikwijls incidentele beslissingen
worden genomen onder druk van zwaarwegende
belangen althans ze worden genomen waar
door een eenmaal aanvaard ruimtelijk plan of
beleidsbeginsel wordt omgebogen of opgeofferd.
Voor een deel schiet ons beleid stellig ook tekort,
245