Zeeuws prentenboek L. W. DE BREE M. P. DE BRUIN ,,'t Is er een van achter de toren" Lichtwachter De Kam gaat voorop, in een gelijk matig, zeer traag, dus zeer verstandig tempo. Hon-derd-twee-en-zes-tig-ste-nen-tre-den. Daarop volgen er nog zeventien van hout en zevenen dertig ijzeren. Het is een gure, wat grauwe dag met telkens een poging van de zon het wolkendek te doorboren; en dat lukt dan maar half. Onze begeleider expliceert: stelsel van lenzen, geslepen in Parijs acht miljoen kaars binnen, twee en zestiende miljoen buiten de lantaren vijfendertig kilometer ver te zien en achter de hori zon nog een lichtschijn aan de hemel. Mijn ogen dwalen van het lenzenstelsel en het vlijtig gepoetste koperwerk naar het land aan onze voeten. Daar gaat de Prelaatweg op Aagtekerke aan, het Hof Hazenberg rechts, Sint Jan ten Heere links. Versgeploegde akkers, hier en daar nog volk in de weer om de laatste bieten van het veld te halen. Een tractortje met bandenwagen, hoog op getast, kruipt langs de weg en laat een spoor van kleikluiten na. Bijna recht beneden ons ligt de Kreek van Westkappel, door een enkele duinrij gescheiden van de zee. Daar schuift een kustvaar der, voor het grijpen haast, langs de dijk naar het Noorderhoofd en Iaat een smal spoor van zilver na. „Tot 1907" zegt de lichtwachter „werden de lampen gevoed met patentolie. Vijf, zes man hesen de vaten door middel van een katrol omhoog. Ja, zo ging dat toentertijd." Rond de boerderijen wat verwaaide abelen. Een wirwar van wegjes en achter de slurf van de Kreek de vliedberg van Boudewijnskerke met een vleugje zon. Wat praat men een tijdschrift vol over ruimte lijke ordening I „Ook de ijzeren lantaren is, in gedeelten na tuurlijk, met het katrol omhoog gehesen. Dat was met mankracht niet klaar te spelen, daar zijn paar den voor ingezet. De dieren liepen van de toren voet zó de Zuidstraat in Een ander raam, een ander panorama: de gemene weide, de boerderijen Duinzicht en Noordduin in beschuttend hout; de weg naar Domburg strak langs het duin. Zo ver is nu de coaster gevorderd, hij houdt op de Hoge Hil aan. „Ja kijk heren, de lichtwachters horen bij de Tech nische dienst van de rijkskustverlichting, die je eigenlijk bij het loodswezen rekenen mag. Maar het loodswezen staat weer onder toezicht van de Koninklijke Marine. Vandaar dat je hier die vloer matjes aantreft met K.M. er op." Het kustvaardertje is intussen naar bakboord ge zwenkt, ik kijk recht op het achterschip nu. „Als de heren het gezien hebben moesten we het maar wat lager gaan zoeken," vindt de lichtwach ter. Langs ijzer, hout en steen naar de begane grond, maar eerst nog even een blik op het waak- vlammetje. „Als de elektrische stroom uitvalt, schakelen we 249

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1968 | | pagina 69