De kreek bij Westkapelie
niet van het beste. „Wat van achter de toren komt
deugt niet."
Dit alles is nu lang verleden tijd, evenals de ge
sloten gemeenschap van dijkwerkers. Het onder
houd van de Westkappelse dijk, berustend bij de
Polder Walcheren, werd oudtijds uitgevoerd door
acht ploegen, elk dertig man. In rustige perioden
waren slechts twee ploegen in de weer, met kram
men, steenzetten, heien, maar zodra de najaars
stormen bressen sloegen kwamen ook de andere
in touw.
Men werd in een ploeg gekozen en de kommies
op 's lans 'uus had met die keuze maar genoegen
te nemen. Elke ploeg had zijn eigen café, waar
's zaterdags door de ploegbaas uitbetaald werd.
De Kam senior heeft nooit gediekt, maar hij weet
van het bedrijf toch heel wat te vertellen. Het
Brabans ries (rijshout) werd aan het spoor in
Middelburg afgehaald, „want je begriept: toen
reed de tram nog nie", 't moest alles met de wagen
aangevoerd worden."
Dit was niet het geval met de Doornikse steen,
die per schip kwam. De schepen losten „in 't zuje
van den diek, an 't gróót 'óód", als hef tij daarvoor
gunstig was.
Zware groenhart balken werden per sleper uit
Middelburg aangevoerd. Sleper Lorier reed om
Zoutelande heen, want bij de Willebrordusput kon
de mallejan de bocht niet nemen, zo lang waren de
balken voor het 'óód.
Van verschillende schipbreuken voor de dijk her
innert De Kam zich, dat geen moeite gespaard
werd om de mensen te redden, maar dat de lading
op duistere wijze verdween. Hij weet nog heel
goed van de fiegeböót! Hele matten vijgen kwa
men in de stad terecht. En natuurlijk at heel West-
kappel vijgen.
Vaten petroleum en lijnolie vonden eveneens hun
weg, lijnolie naar de schilders, ,,'k 'ebbe d'r een
gekend die d'r voor in 't kot 'eit gezete, drie
maanden
Later op de middag slenteren we nog een poosje
door het dijkdorp, waar eens Toorop zijn prachtige
prenten maakte, maar dat Wesschappel bestaat niet
meer. En toch in het café, het onvermijdelijke,
vernemen we dat de joenge joenges daar nog wel
komen zingen, van het Vrouwtje van Stavoren en
Napoleon waar zijt gij gebleven. Zesendertig cou
pletten of daaromtrent.
251