zo overigens als een uit een boek van Dickens
weggelopen personificatie van het Kwaad, een
echt „lekkere" figuur zo. Slechts één grief blijft
ons over. Jegens Mevrouw Justitia: haar manier
van de rekening te vereffenen, biedt wel weinig
soelaas. De zonen-Paspoort hadden er papa's
duiten niet mee terug en -- veel erger de
ellende voor Dana, inmiddels al wel overleden,
is onherstelbaar geweest. „Such is life" zeggen we
dan tegenwoordig: de schoften maken de rekening
en de weerlozen betalen altijd wel het gelag. De
katholieken spreken van het plaatsvervangend
lijden, een term, waar veel waars in zit, maar
weinig bevredigends. Nee, Mevrouw Justitia, dit
wcis knoeiwerk van UI Dickens liet zijn Bill Sykes
tenminste stikken in de modder.
4. Nog even die oude sfeer. Het geknoei van de
Leune Dijkwel in het Bellingstraatje, het geval-
Vogeltje, ach, hef is allemaal zo levens-echt, zo
ging dat. Ook in onze jongensjaren was er nog
zo'n adres in de Geere. En wat doet het allemaal
kneuterig aan tenslotte alweer die charme van
de oude curiosa, welke er uit de verte gezien zelfs
een zekere onschuld aan verleent wanneer men
dezer dagen uit de krant vernemen kan hoe bij
voorbeeld Bonn en Hamburg bezig zijn, moderne
bordelen te bouwen, van alle hygiënisch comfort
voorzien en van een capaciteit, die duizelen doet!
Wat een primitief romantisch figuur maken daar
zelfs de Amsterdamse walletjes bij die walletjes,
waar de gemeente niet tegenop kan en die ze
zelfs laat begaan, wanneer de provo's afgetuigd
moeten worden, omdat ze de „vreemdelingen
industrie" schaden. Gut, en als je dan nog eens
terugziet op dat Bellinkstraatje, op onze eigenste
„Moeder Els", dan zou je er bijna vertederd van
raken. Wat een dierbare tijd was het eigenlijk,
toen je van een zeker groot Heer, als je tot de
vriendenkring behoorde, de sleutel van de koepel
krijgen kon, als er zo eens een herders-uurtje
gehouden wilde worden. De tijd, dat enkele Heren
zonder enige psychische of sociale schroom hun
basterds hadden rondlopen en ze zorgden er
nog royaal voor ook! Eén hunner, op een statig
buitengoed gezeten, was er meteen nog een voor
aanstaand dolerende bij. De curieuze tijd, dat
niemand er aanstoot aan nam, wanneer zich bij
tijd en wijle een gesluierde dame meldde aan het
tuinpoortje van één der deftigste huizen van Mid
delburg. De tijd, dat men, als Heer van Stand, zo
af en toe eens naar Brussel reisde „om de pijp
uit te kloppen", zo noemden ze dat. Het is vol
komen in stijl dat Paspoort na zijn faux-pas ten
slotte naar Brussel uitweek. Arme Dana's! Maar
wat een klein werk allemaal, achteraf gezien.
5. Klein werk, maar evengoed wreed, dat on
beholpen arglistig gesjouw met het verdonkere
manen van Fransjes kind. Toch, dit was tenminste
nog de wreedheid der bêtise. Hoe kneuterig doet
ook deze aan tegenover de koele moord, die van
daag de dag, onder gewuif met morele frasen,
vanaf keurig netjes opgeruimde bureaus per tele
foon en met schone handen bedreven wordt door
„bevriende staatshoofden" en wat dies méér zij.
Zelfs de piloot, die de napalm naar beneden ge
smeten heeft, heeft geen smetje als de dagtaak
er weer op zit en hij zijn double Scotch kan gaan
halen in de mess. Wat een sympathieke tijd toch
eigenlijk toen als je in de modder werkte,
kreeg je tenminste nog vuile handen. Hoe kneuterig
zelfs dat afpersen van Paspoorts kapitaal, als men
het even vergelijkt met de tegenwoordig in Zwit
serland veilig onderdak gebrachte miljoenen van
gewezen dictatoren, generaals, kolonels en hoe-
heten-ze-verder? Altegader zaken, die een redelijk
mens, die er ook geen barst aan doen kan, de
schouders doen ophalen laten we maar een
spelletje gaan doen tussen de puinhopen onzer
verwording, tikkertje, of slabberjan, of oraai, of
yzerdekeizer strakjes vallen de bommen wel, die
de rommel moeten opruimen en we zullen niet
beter hebben verdiend.
Het lijkt soms wel, of De Bree zo'n spelletje heeft
willen spelen.
6. Even terzijde nog: het boek doet af en toe
denken aan Van der Feens „Herfstleugen". Waar
om wordt dat niet nog eens herdrukt?
15