van 5 schellingen, dan alleen aan de staken die
in de straat staan. Mede (meekrap) of mest mocht
niet geladen of gelost worden op de kaai buiten
het bestrate gedeelte (,;alzooverre alst gesteent is").
Haven- en marktfunctie gaan dikwijls samen. Nie
mand mocht koren verkopen dan des vrijdags op
de markt. Verder zijn er in de keur zo de ge
bruikelijke bepalingen in verband met de volks
gezondheid (begraven van krengen buitendijks) en
brandbeveiliging (in elk huis moest aanwezig zijn:
iadder, emmer, tobbe en „oisvat").
Over de uitsluitend agrarische omgeving van Sint-
Maartensdijk worden we ingelicht door een reke
ning van de rentmeester van 1575, die tevens een
goed inzicht geeft in een zeer zorgelijke periode
in de geschiedenis van Tholen. Vriend en vijand
maken het de pachters uit de omgeving van Sint-
Maartensdijk zeer lastig. Soldaten roofden het
koren van het land, dorsten het en voerden het
weg. Koeien, paarden en schapen werden weg
genomen. Jan Claes, wiens huis en schuren in
brand werden gestoken, werd zelfs gekielhaald en
moedernaakt op het land gezet. Van sommige
pachters werd zoveel vee afgenomen dat ze geen
mest meer hadden. Ze waren nauwelijks in staat
hun eigen broodkoren te verbouwen. De bewoners
van Sint-Maartensdijk kregen niet alleen de last
van inkwartiering, maar werden ook gedwongen
versterkingen en bolwerken op het eiland te ma
ken. Een rekening is een nuchter stuk werk, maar
dit document geeft schrijnend weer wat er ge
beurde. Ouders stierven van ellende en kinderen
bedelden bij de bewoners om brood.
Maar ook na de jaren zeventig is er een desolate
toestand op het eiland, dat wordt duidelijk ge-
illustreerd door berichten over wolvenjachten. Nog
in 1603 werd er door wolfjagers van Sint-Maartens
dijk een wolf gevangen. Dan is men over het
ergste heen. In 1621 komt er een nieuwe poort en
in 1628 een nieuw stadhuis.
Toen het kasteel in 1820 werd gesloopt, of mis
schien al in 1795, werden de portretten van de
Oranjevorsten en aanverwanten naar het stadhuis
overgebracht, waar zich ook de portretten van
Frank van Borsele en Jacoba van Beieren bevin
den.
De schilderijen kwamen in de jaren twintig van
onze eeuw in het nieuws. H. de Boer geeft hiervan
verslag in een artikel in het maandschrift „Op de
hoogte", juli 1924, dat met deze langademige zin
begint: „De schilderijen van St. Maartensdijk, dan
ken hun huidige bekendheid niet in de eerste
plaats aan de kunst, welke hun het aanzijn gaf,
noch aan de doorluchtige personagiën, die ze
voorstellen, maar aan een ten opzichte van de
wezenlijke dingen des levens meer bijkomstige
omstandigheid, dat de raadsleden van dit goede
stadje, meer tuk op geld dan op roem, zooals
zoovele raadslieden, vonden dat ze nu lang ge
noeg de eer en waardigheid van de naar den
braven heilige van Tours genoemde plaats hadden
opgehouden en dat het nu tijd werd dat de ge
meente er ook eens op andere wijze van profi
teerde." Zover het omzetten in klinkende munt
is het niet gekomen dank zij een actiecomité.
Van Bohemen tenslotte, heeft ze gerestaureerd.
We zijn weer terug in onze tijd: kerk, stadhuis en
nog enige woningen op de Markt werden ge
restaureerd. De gevel van een winkelpand naast
een gerestaureerd pand doet pijn aan de ogen.
Kennelijk uit de jaren dertig. Aan één gevelwand
aan de Markt kan men duidelijk zien wat een
goede restauratie vermag. Restaureren is geen
weggegooid geld.
24